Campagnevoeren D66 Oosterhout

Ik sta bij deze gemeenteraadsverkiezingen op de lijst bij D66 Oosterhout. Als kandidaat raadslid zet ik me in voor te thema’s groen (natuur), duurzaamheid en ondernemen. Hieronder een kleine campagnevideo:

Stem op 21 maart, nummer 4 en lijst 5.

D66 Oosterhout

Als ik door de gemeente Oosterhout wandel zie ik een fijne gemeente waar veel gebeurt. Ik zie een gemeente die ontwikkelt. Er wordt gebouwd. Ik wil me de komende jaren inzetten voor een gemeente waarin de openbare ruimte nog mooier wordt dan hij al is. Aan het verder ontwikkelen van die gemeente wil ik graag deelnemen. En niet alleen als ondernemer.

Net als het aantal inwoners, stijgt ook de belangstelling van recreanten en toeristen in Oosterhout de afgelopen jaren. Ook de prognoses voor de komende jaren laten een rooskleurig beeld zien. Tijd om onze gemeente interessant en bereikbaar te houden én toekomstbestendig te maken. Dat geldt zowel voor de en de dorpen zelf, maar zeker ook voor de buitengebieden.

Duurzaamheid

Want over toekomstbestendigheid gesproken: wat zou het goed zijn als burgers en bedrijven zoveel mogelijk geholpen worden met het zo duurzaam mogelijk maken van hun bouwsels en verbouwsels. Het zou mooi zijn als we maximaal meedoen met een duurzame energietransitie. Wat zou het mooi zijn als we daar regels voor maken die duidelijk en goed zijn voor iedereen. Het zou mooi zijn als de gemeente informatie verstrekt over de mogelijkheden. Wat zou het mooi zijn als de gemeente dat daadwerkelijk kracht bijzet met de nodige (praktische en financiële) handreikingen.

Groen

En dat is niet alles. De gemeente mag zelf voorop lopen bij het bouwen van een toekomstbestendig leefklimaat. Bijvoorbeeld door het structureel plaatsen van groen in de openbare ruimte. En het beter toegankelijk maken van onze schitterende buitengebieden, met voldoende parkeergelegenheid en goede voorzieningen voor iedereen die op een mooie zondag van de natuur wil genieten.

Ondernemen

En als ondernemer weet ik als geen ander dat het fijn is om zaken te regelen met andere ondernemers in de buurt. Dus waar dat kan, laten we dan samen optrekken. Oosterhout is gebaat bij een goede ondernemerscultuur en een vitale lokale economie. Het moet een plaats zijn waar de lokale economie floreert en verschillende ondernemers elkaar makkelijk en simpel kunnen vinden. Dat vraagt natuurlijk ook om een plaats waar goede initiatieven gestimuleerd moeten worden en zonder onnodige belemmeringen moeten kunnen worden uitgevoerd.

Voor onder meer dit soort maatregelen wil ik me graag de komende jaren vanuit de raad inzetten, voor Oosterhout en zeker ook voor de plaats waar ik met veel plezier woon: Dorst. Met nieuw beleid wil ik er graag voor zorgen dat onze gemeente er over nòg mooier bij ligt.

[NLroei] Laat mij maar schrijven

De column ‘Laat mij maar schrijven’ zette ik voor NLroei op papier, het roeinieuwsplatform waarbij ik deel uitmaak van de redactie. Mezelf als onderwerp voelde een beetje ongemakkelijk, maar het resultaat is wel een stuk dat oprecht gemeend is.

Laat mij maar schrijven

Ik ben zelf nooit een roeiwonder geworden en ook als coach heb ik nooit echt noemenswaardige dingen bereikt. Toch kan ik zeggen dat ik sinds twee jaar verzeild ben geraakt in de dagelijkse roeipraktijk. En dat is mooi.

In mijn studententijd ben ik via Orca met roeien in aanraking gekomen. En aangezien ik als student journalistiek ook in het schrijven bedreven raakte was een directe klik makkelijk ontstaan. Van het een kwam het ander.

Twee jaar geleden werd ik samen met twee andere redacteuren betrokken bij het “nieuwe” NLroei. Zo leerde ik de roeiwereld pas echt kennen. Als lid van een betrokken en efficiënte redactie met een mooi doel: het nationale roeien op een eigen wijze dagelijks verslaan. En aan een steeds groeiende lezersgroep is te merken dat verslag van de dagelijkse gang van zaken wordt gewaardeerd.

Ik vind het belangrijk dat toproeien in de verticale lijn de aandacht krijgt. Behaalde medailles op internationale toernooien zijn fantastisch en lezers van binnen en buiten de roeiwereld smullen ervan. Maar daar moet het niet allen over gaan. Waar de basis van het roeien vaak wordt aangeleerd in een eerstejaarsploeg, behoort de verslaggeving ook tot daar door te dringen. Gedurende het seizoen maak ik met plezier mijn berichten over de eerstejaars- en developmentprestaties. Ook dat is roeisport en belangrijk om te belichten.

Zelf nooit aan de start van een groot toernooi hebben gelegen kan soms een voordeel hebben bij het maken van stukken. Tijdens interviews –met name met oud gedienden- vraag ik soms naar heel basale zaken, waarvan ik me achteraf soms afvraag of ik dat niet had moeten weten. Het antwoord is vrijwel altijd ‘neen’. Wat ik geregeld terughoor is dat mensen het waarderen om de basis op een, laat ik het ‘jip-en-janneke-manier’ noemen, uitgelegd te krijgen.

Voor andere opdrachtgevers in de journalistiek schrijf ik vaak voor geschreven pers, dag- en maandbladen of grotere platforms. NLroei is sneller, vluchtiger en kleiner, maar vooral is de doelgroep dichterbij. De feedback op mijn stukken is daarmee ook veel directer. Vaak levert dat een enorme pluim op. Op andere momenten zijn de kritische mensen. Soms terecht, soms onterecht in mijn ogen. En omdat ik betrokkenheid op andere plaatsen vaak mis, zegt dat wat over die bij NLroei.

En we kunnen wat bereiken. Behalve goed gelezen stukken was ik bijvoorbeeld enorm trots op alle tienduizenden handtekeningen bij een petitie voor twee olympisch gekwalificeerde Belgen, die niet naar Rio mochten. In 2016 bij de Holland Beker door Mahé Drysdale uitgereikt aan de FISA. Op zowat alle vlakken is blijk van een betrokken lezersgroep en, wederom, de waardering voor de sport.

En die betrokken lezersgroep wil ik graag behouden. Veel heeft het financieel nog niet opgeleverd. En dat is niet erg. Ik zal er ook nooit van hoeven zwemmen in het geld, maar ik vind het van belang dat ons platform blijft bestaan en dat we ons werk kunnen doen. Zolang onze stukken wordensteeds beter worden gelezen zijn we nodig. Zolang mensen zich met wat voor reactie dan ook betrokken blijven voelen bij het nieuws dat we brengen zijn we goed bezig. Dat geeft onafhankelijk roeinieuws, mijn werk, en dus NLroei bestaansrecht.

Doneer aan NLroei.

 

De laatste puntjes op de ‘i’

Het is zover, of in ieder geval bijna. Vanochtend werd ik voor het laatst wakker als bestuurslid. Het is een kwestie van uren om de laatste puntjes op de ‘i’ te zetten, de laatste mails te versturen en mijn bestuursdas voor de laatste keer om te knopen. De laatste dag is ingegaan van één van de leukste jaren tot nu toe in mijn leven. Voor de duidelijkheid: vanavond of beter gezegd vannacht, word ik bestuur af van Orca.
Ik neem langzaam afscheid. Niet omdat het niet meer leuk is, niet omdat ik mijn bestuursgenoten, de vereniging of het werk zat ben, niet omdat ik geen zin meer heb om aan mensen allerlei mensen uit te moeten leggen dat ik tijdens zo’n jaar meer doe dan bier drinken en borrelen. In tegendeel. Het jaar was in veel facetten geweldig. Ik hou ermee op omdat een studentbestuur nou eenmaal een jaar duurt. Omdat het goed is zo.
Al vaker heb ik er dit jaar over nagedacht hoe het zou zijn om te stoppen, na een jaar onderdeel te zijn van een groep van acht mensen die 40 of 50 tot soms wel 70 uur per week samenwerken om er alles aan te doen om de vereniging beter te maken. Dat moment breekt aan. De melancholie bewaar ik tot vanavond, voor op de zogenaamde ‘wissel alv’, als de bestuurswissel voltooid wordt. Nooit meer bestuurskamerdienst, nooit meer leden die met allerhande vragen komen, nooit meer biercontracten, na 364 dagen zit dat erop.
Toen ik zo’n vier jaar geleden lid werd bij Orca wist ik al snel dat ik een jaar bestuur wilde gaan doen. Zelfs de functie stond al buiten kijf, Commissaris Vereniging is de mooiste functie. Dolblij was ik toen ik te horen kreeg dat ik in bestuur ’13-’14 zou komen. Op 31 augustus 2013 was het dan eindelijk zover: ik was geïnaugureerd.Het afgelopen jaar heb ik hard gewerkt om die functie goed uit te voeren en om de vereniging beter te maken. Soms was dat lastig, maar er waren veel moment dat het voelde als een voorrecht, in ieder geval ben ik ervan overtuigd dat dit geslaagd is.
Wat rest zijn leuke herinneringen. Herinneringen aan natuurlijk de mooie momenten met het bestuur, zoals de bestuursvakantie, de levende contacten met andere besturen in het land of de kroegjool van Nereus. Maar ook aan de wedstrijden waar we vaak het lied mochten inzetten voor winnende ploegen. Ik heb zelfs goede herinneringen aan de dagen waarop we met maar een paar uur slaap de hele dag moesten fietsen om roeiers aan te moedigen om ons in de avond nog te moeten haasten om op tijd te zijn voor het afladen van een botenwagen, want dat hoort erbij.
Gijsbert Brinkman, lid van de Hogeschoolraad, zei ergens aan het begin van het jaar: “Kapot gaan is het mooiste dat er is”. En hij heeft gelijk. Na een wedstrijdweekend vol met fietsen, boten op de botenwagen binden, socializen en in de regen en de wind staan, doodmoe maar voldaan op mijn bed neer te vallen is heerlijk. ’s Ochtends om 8.00 uur thuis zijn van het opruimen na een feest zou ik niet nog eens willen, maar ik had het ook niet willen missen. En toeroepen van leden die kapot gaan om als eerste over de finish te komen is overweldigend.
In de afgelopen weken voelde het een tijdje alsof ik afscheid nam van een vriend. Onwerkelijk. Lastig. Maar Orca gaat niet weg, het roeien gaat niet weg, de leden gaan niet weg en mijn bestuursgenoten evenmin. Het nieuwe bestuur is vorige week tot in de puntjes voorbereid. Ik heb alle vertrouwen in mijn opvolger. Voor mij is het klaar. Over. Vanavond blikken we terug, morgen gaat de blik vooruit. Het is mooi geweest. Marloes, Dorien, Irene, Sander, Maaike, Maaike en Bart: thanks voor een jaar waarin we samen veel voor roeien deden, veel voor Orca deden en –niet in de laatste plaats- ook veel deden voor elkaar.

De Dikke Dertien: van hobby tot radioprogramma

Vanaf september dit jaar ga ik iets doen dat ik al jaren doe maar wat toch voelt als een nieuwe start, ik ga nieuwe muziek op een rijtje zetten in de vorm van De Dikke Dertien. Het grote verschil is dat De Dikke Dertien sinds februari 2011 niet meer is dan een afspeellijst op Spotify, maar over een paar maanden komt het op de radio. Het programmavoorstel is reeds goedgekeurd.

Al jaren vind ik het leuk om nieuwe muziek te luisteren. In 2003 ging ik als vijftienjarig jongetje voor het eerst werken voor 013, een inmiddels opgeheven regionaal radiostation in de omgeving van Tilburg. Hiervoor besteedde ik uren aan het luisteren naar nieuwe platen. Leuke nummers kwamen op een lijstje om voor eigen gebruik te downloaden. Minder leuke skipte ik. Ik had standaard een afspeellijst met allemaal nieuwe platen, wekelijks gingen hier nummers uit en andere nummers kwamen er met enthousiasme in. Klaar om soms grijs gedraaid te worden. Daarnaast had ik per jaar een lijstje en een lijst met zo’n beetje alles dat ik leuk vond. Die lijsten bestaan nog steeds, allen met op zijn minst een bijbehorende herinnering, alleen staan ze vandaag de dag in Spotify.

Het internet bij mijn ouders thuis ging in 2003 nog via een inbelverbinding waarvan ik de klassieke verbindingstoontjes nog steeds voor de geest heb. Downloaden ging niet snel en mijn ouders werden vast niet erg vrolijk van de vele uren waarin de verbinding open stond waarin nummers binnendruppelde. Ik hoop maar voor ze dat de belminuten niet heel duur waren. Als alternatief nam ik bandjes en cd’s op van de radio, om zo toch mijn muziekarchief uit te breiden, een methode die ik al vrij snel verruilde door mijn computer aan te sluiten op mijn muziekinstallatie waar de radio onderdeel van was. Ik was verkocht. Al snel plaatste ik extra harde schijven omdat de ruimte snel volliep en in 2004 kocht ik mijn eerste mp3-speler, de Creative Zen Touch, 10GB. Agossie.

Enfin, dit versterkte de neiging tot het maken van playlists voor allerlei soorten momenten. Hier ligt de kiem van De Dikke Dertien. Wekelijks maakte ik voor mezelf een lijstje met aansprekende nieuwe muziek. Toen ik in 2010 gebruik ging maken van Spotify werd het makkelijker om de muziek te vinden en te ordenen, ik had geen moeilijke, eigenlijk illegale en tijdrovende downloaddingen meer en belangrijker nog: ik kon playlists direct met volgers en vrienden op Twitter en Facebook delen. Ze werden ermee geconfronteerd of ze wilden of niet. Voor mezelf kwam daarbij dat ik het ook nog automatisch gesynchroniseerd op mijn mobiel kon luisteren.
Op een dag in februari 2011 kreeg ik het idee om een lijst met 13 nummers aan te maken: De Dikke Dertien (ja, ik ben fan van alliteratie). Ik ben er zelf niet uit of ik het een grapje, een neurose of een hobby noem, maar het concept sloeg aan.
In kleine kring werd de playlist die ik wekelijks voor de liefhebber deelde geluisterd. Een kring die overigens groter is dan ik zelf besefte. Dat merkte ik aan de feedback van mensen waarvan ik het niet altijd verwachtte. Volgend radioseizoen ga ik de lijst wekelijks op vrijdagavond live presenteren, samen met een aantal opmerkelijke nieuwsachtergronden, in een twee uur durend programma op de radio en op iTunes. Iets wat voor mij voelt als een cadeautje, een enorme pluim voor iets dat ik puur voor mezelf ben begonnen, gewoon omdat ik het interessant vind om te doen.

Zo zijn we getrouwd

Het begin van het grote vergeten is voor veel mensen het begin van een wrang en triest gefaseerd afscheid. Het grote vergeten, beter bekend als Alzheimer, is door de jaren heen een groter probleem aan het worden in onze wereld. de ziekte sluipt er langzaam in. Eerst haast onmerkbaar, later verlies je grip op alles. Je weet niet meer waar je ook al weer heen ging, waar je leeft en of je nou al gegeten hebt of niet. Alle dingen uit het heden gaan aan je voorbij, hoe dichtbij ook. Uiteindelijk is het hele korte termijn geheugen foetsie en kan iemand, zoals ik een quote opving, alleen maar in het verleden denken en niet meer in heden of toekomst.
Vergeten kan handig zijn, bijvoorbeeld als je bij het kopen van nieuwe schoenen even vergeet te denken aan de jonge Thaise vingertjes die ze voor je in elkaar hebben gezet. Het is een gave om te kunnen vergeten hoeveel pijn het ook al weer deed als je beugel strak werd gezet bij de orthodontist, maar natuurlijk is vergeten lang niet altijd een gave. Vergeten heb ik altijd een boeiend onderwerp gevonden.
Samen met een klasgenoot ben ik bezig aan een korte radiodocumentaire over de ziekte Alzheimer, waar zo’n 20% van de lezers mee te maken zal krijgen. Uiteraard moeten we voor dit werk in gesprek met Alzheimerpatiënten en hun omgeving. Aandoenlijk. In één woord. Ondanks het feit dat sommigen er ontzettend nuchter over kunnen doen blijft het aandoenlijk.
Voor het eerst besef ik me hoe sneu het voor degene is die samenwoont met de patiënt. In de meeste gevallen de echtgenoot. Ik kan me niet voorstellen hoe het voelt dat je 55 jaar getrouwd bent en je ziet je echtgenoot veranderen in iemand die zichzelf niet meer kent. In iemand die jij niet meer kent en iemand die permanent in de gaten gehouden moet worden omdat hij anders niet voor zichzelf kan in staan, ondanks dat de patiënt fysiek nog in prima staat verkeert.
Bijna eindeloos heb ik voorbeelden gehoord van situaties waar mensen compleet verdwaalden, ‘s nachts krijsend wakker werden van dieven die er niet waren en rijk fantaserend dachten dat ze in hun diensttijd in het leger zaten. Allemaal interessant en aangrijpend, maar wat me het meest ontroerde waren de echtgenoten die allemaal zeiden: “Ik wil ze zelf begeleiden. Mijn man of vrouw kan alles nog alleen ze vergeten de hele dag dingen van eten tot sleutels tot waar ze zijn, tot hun verjaardag.” Ze kunnen van alles vergeten maar de echtgenoten willen praktisch allemaal per se de hele tijd bij de ander zijn. Want we trouwen niet alleen voor de mooie tijden.
Natuurlijk trouw je niet alleen voor de mooie tijden. Natuurlijk ben je er voor elkaar en hou je van elkaar en natuurlijk wijs je iemand niet af omdat iemand last krijgt van geheugenproblemen. Maar waarom voel ik dan zo veel bij die opmerkingen?
Dat vind ik lastig. Het gaat vooral om het besef denk ik. Het besef dat niet alles blijft zoals het is. Het besef dat er inderdaad mindere tijden zijn, mindere tijden die nooit meer beter zullen worden en alleen maar slechter. Het afscheidnemen van iemand zoals je diegene kent heeft dan een lange weg. Dat per sé niet uit handen geven van de zorg moet wel te maken hebben met echte liefde. Mensen staan vol achter dat besluit en kiezen voor een keihard gevecht. Feitelijk geef je dan ook je eigen , vrije leven op, met als enige argument: Zo zijn we getrouwd!
Ik hoop zo erg dat ik ook ga trouwen. Zonder het grote vergeten te hoeven vergeten…..

Inmiddels kan ik Twarres aan

Het zat er al een tijdje aan te komen, maar nu is het een feit: Twarres is terug. Ik ben nooit groot fan geweest van het Friese muziekduo, maar toch staan ze altijd op een belangrijke plaats in mijn journalistieke bestaan. Het eerste interview dat ik ooit hield was namelijk met hen.
Ik was veertien jaar oud en kwam net in aanraking met radio. Bij de toenmalige stadsradio van Tilburg, Goirle & Oisterwijk had ik net een eigen programma dat ik iedere week met een van trots en toen nog geforceerde spanning presenteerde. Ik draaide nog maar een paar weken mee en toen gaf Twarres een concert in 013. Een paar dagen ervoor hoorde ik van mijn producer dat ik ze mocht gaan interviewen. Echte artiesten interviewen, een jongensdroom ging in vervulling. Ik vond het geweldig, maar kon de spanningen totaal niet weerstaan. Ik sliep vanaf toen tot het interview niet meer en ik kon nergens anders mee bezig zijn. Daarom is het ook maar goed dat ik dit een paar dagen van tevoren hoorde en niet een paar weken, ik zou het nooit overleefd hebben.
Het leek me leuk om, als de gelegenheid zich dan toch voordeed, ook een camera mee te nemen. Ik regelde een fantastische recorder en die bewuste camera, inclusief cameraman. Die nacht ervoor ging ik ieder uur uit bed om te testen of de apparatuur nog werkte en van mijn zakgeld kocht ik die ochtend extra batterijen, want je weet maar nooit. Niets kon er meer mis gaan.
Het interview zou vlak voor het concert plaatsvinden, maar ik zat rond een uurtje of vier in de middag al stuiterend startklaar op mijn plaatsje. De technici van 013, die overal rondliepen, vonden het uitermate grappig. Toch liet ik me niet van de wijs brengen en bleef stug zitten.
Eindelijk was het zover, in de luxe artiestenruimte in poppodium 013 zou Guus Beenhakker Twarres gaan interviewen. Ik zat op het puntje van mijn stoel, met een klotsende maag van het water dat ik maar was gaan drinken tegen de zenuwen. Mirjam Timmer en Joost Bloemendaal, de twee bandleden, kwamen rustig en relaxt binnen. De recorder deed het, er zat een gloednieuw bandje in, de camera liep ook. Mirjam en Joost namen plaats op een rode bank tegenover me en waren er helemaal klaar voor. Dus, kom maar op met je vragen.
Op dat moment trok er een verschrikkelijke kramp door mijn maag. Op het filmpje is te zien hoe ik wit wegtrok en mijn hand tegen mijn mond sloeg om een grote vloek tegen te houden. “Shiiiiiit,” dacht ik. “Vragen…..”
Alle begin is moeilijk. Vaak kun je jezelf wel redden, maar ook in die jaren was ik al geen groot fan van de band en dat werd door de geringe kennis waarmee ik dingen vroeg op een erbarmelijke manier duidelijk. Het interview leek U-ren te duren. Toen de twee eindelijk opstapten hoorde ik Joost tegen Mirjam mompelen: “Het lijkt alsof hij nog maar veertien is.” Dat was denk ik mijn redding.

Inmiddels is het duo dus weer terug en het zou me fantastisch lijken om ze nog eens te spreken, ik heb iets goed te maken van toen ik veertien was. Ik heb er inmiddels bijna 8 jaar radio op zitten en bovendien een torenhoge interview-ervaring als ik het met toen vergelijk. Mirjam & Joost, ik daag jullie uit!

Oja, en hier is overigens de nieuwe singel:

Wie wil er nou Guus Beenhakker zijn

Orde van de dag: Iemand ziet eruit of wil eruit zien als Guus Beenhakker. Buiten Guus Beenhakker zelf, want Guus Beenhakker zelf wil eruit zien als Justin Bieber.
Ja, het is echt! Laatst kwam er om 3.31 een smsje met de strekking: “Hoorde je niet eens dat ik ‘Hoi Guus’ zei”. Ik werd er wakker van, keek om me heen en zag alleen een donkere kamer. Een stille ruimte waar het licht van de dichtstbijzijnde lantaarnpaal zacht, als een kabbelende bergkreek naar binnen gleed. Verder was het stil. Niemand te zien. Dus ook geen mensen die “Hoi Guus” riepen. Maar het feit dat mensen me om 3.31 uur smssen om opheldering waarom ik geen “Hoi” of iets dergelijks terug riep moet toch betekenen dat Het (laat ik diegene die op Guus Beenhakker lijkt of wil lijken even ‘Het’ noemen) toch een adembenemend goede gelijkenis moet zijn geweest.
Afijn, kan gebeuren. Op tijdstippen als 3.31 uur is het misschien wel logischer om te doen wat je niet laten kunt en te gaan smssen. Had ik best kunnen doen, dacht ik. Niet als ik Guus Beenhakker tegen het lijf zou lopen, maar wel bij iemand uit mijn vriendenkring bijvoorbeeld. Dus ik legde de gebeurtenis naast me neer, dronk een slok water, draaide me om en sliep verder.
Eigenlijk was ik het hele voorval alweer snel vergeten. Totdat ik, eigenlijk niet lang daarna, iemand sprak die zei: “Hee, ik zag je laatst in de stad staan, dacht ik. Toen ik op je schouder klopte en diegene omkeek bleek je het helemaal niet te zijn.” Daarbuiten ben ik nog twee keer ergens gespot waar ik niet geweest ben. Voor zover ik weet tenminste. Er gebeuren natuurlijk rare dingen, zoals Deense kabouterplaatjes die ineens in je leven zitten, het bestaan van Def Rhymz, rare mailtjes krijgen van mensen die me een lening aan willen smeren en het krijgen van spierpijn. Het één nog raarder dan het ander. Dus misschien kom ik ook wel op plaatsen die ik vervolgens vergeet. Maar ik denk het niet, dan zou er meer mis zijn.
Zou er iemand in deze stad rond lopen die er heel graag uit wil zien als Guus Beenhakker? Ik kan het me eigenlijk niet voorstellen. Je moet het ook niet willen. Ik bedoel, je kunt toch veel beter je best doen op Justin Bieber, Ali B of een – oude of nog jonge- Marco Borsato te lijken? Come on!
To the point: Waar wil ik eigenlijk naartoe. Ik ben benieuwd wat er aan de hand is. Nu, na een avond Orca, maar ook op andere momenten. Ik snap het niet meer. Ik zou Het toch graag eens in de ogen zien. Dus kom je Het tegen, schroom niet, maak een foto en tag me. Ik wil mezelf zien. Ken je iemand die lijkt op Guus Beenhakker of lijk je zelf op Guus Beenhakker, meld het even. Je weet maar nooit wat ervan komt! En nee, ik zal niet bijten. Ik bijt eigenlijk nooit.

Alvast bedankt,
Guus Beenhakker

Ik wacht op je!

Beste meneer, of mevrouw slaap,

Ik heb voor je gezongen. Een tijdje later nog een keer. En toen dacht ik: “Driemaal scheepsrecht,” dus HOP! Nog eens. Maar nee, geen meneer slaap en ook geen mevrouw slaap. Geen meneer of mevrouw überhaupt! Maar dat ter zijde.
Ik heb een glaasje water voor je op mijn nachtkastje staan en ik poetste mijn tanden voor je, meneer slaap. Hoor je mij? Ja, ik verkleedde me zelfs speciaal voor jouw komst en alsof dat nog niet genoeg is lig ik al uren te denken. Vooral aan jou!
En ja, ik weet het! Ik heb je genegeerd, de kop ingedrukt. Ik ben te lang doorgegaan en ik moest zo nodig bellen, muziek luisteren, filmpjes over pinguïns kijken, denken, schrijven, lopen, web2.0-man spelen en de hele riedel. Ik heb je verdronken met cola. Het was niet goed. Je had gelijk! Oké!? Maar nu probeer ik het goed te zingen. Heel zachtjes. Heel zoet. Wil je nog luisteren? Ik hoop van wel. Straks wordt ook mijn huid nog moe. Dan zal ik rimpels krijgen. Diepe rimpels van een immens allooi! En niet alleen op mijn voorhoofd, maar overal. Plooien krijg ik, over heel mijn lichaam. Een vereeuwiging van structureel te weinig jouw aanwezigheid. Alsjeblieft, help me deze nacht. Ik wil geen rimpels. En ook geen plooien. Ik wil jou!
Ik zoek stug door naar je, in mijn kussen, op het plafond, op mijn boekenplanken, ook in het boek “Nader tot U” heb ik je niet kunnen ontdekken, op tafel en starend naar de kast vond ik je evenmin. Ik zoek je zelfs in de opkomende zon en in de binnenkant van mijn ogen…. Maar nee, geen meneer slaap en ook geen mevrouw slaap.
Ik las ooit een stuk van iemand die de verrukking van verlangen wilde uitleggen. Verlangen. Ik vind er niets aan. Verlangen. Het woord alleen al is stom. Verlangen. Oké soms is verlangen fijn, dat moet ik toegeven. Het kan heerlijk zijn om te verlangen, het kan zelfs verrukkelijk zijn. Maar nu op dit moment is het niet leuk meer. Zie je meneer slaap, of mevrouw slaap: in de vorige zin gebruikte ik zelfs een pleonasme om mijn verlangen naar je te uiten! Ik vind het genoeg zo.
Na dit bericht, deze slijmbrief, alleen voor jou, moet je me toch helpen….. Toe! Dan ben je morgen de hele dag mijn vriend! Morgen ben je vast met mij, slaap.
Kom je er snel aan?

Dit is niet pluis zo!

Het leven grapt met me

Het leven maakt een grapje met me. Soms weet ik het zeker. Dat idee ken ik van toen ik een kleine Guus was. Als er vroeger iets tegen zat of als ik iets, om het even wat, niet begreep, was het makkelijk om te denken dat het leven met me solde. De anderen maakten een grapje met me. De wereld bestaat niet echt. Ik denk het alleen maar.
Ik vond het soms best aannemelijk dat alles en iedereen van alles doet om mij voor de gek te houden. Ook al is het een wat egocentrische gedachte. In dat geval zou ik het middelpunt zijn van alles. Sommige dingen die er gebeuren konden toch niet waar zijn, zo redeneerde ik. Het kon toch niet zo zijn dat mensen zomaar uit zichzelf van me hielden, met me wilden omgaan of naar me luisterden? Tolstoi’s boek ‘Oorlog & Vrede’ kreeg kreeg hierdoor een grappig tintje toen ik het las. Tolstoi had de overtuiging dat het leven een gemene grap was. In mijn geval is die grap alleen niet zozeer gemeen. De grote vraag is alleen wie de grap maakt. Zijn het de anderen? Zijn het mijn zintuigen? Is het een grote man met een baard?
Het gevoel dat het leven soms grappen met me maakt komt soms onherroepelijk terug. Deze week kwam het gevoel omhoog vanuit een heel andere hoek. Ik was getuige van iets dat niet anders kan zijn dan een grap. Een stukje gezichtsbedrog. Het begon ermee dat ik de site tjetter.nl ontdekte. Het is een site waar je chatgesprekken tussen twee personen kunt volgen als een soort ‘derde’, als onzichtbare observant. De personen die chatten zijn anoniem onder de namen “De één” en “De ander”. Naast een heleboel nietszeggende, lege gesprekken kom je grappige dingen tegen als: “Heb jij Jezus in je hart?” en “Ik ben twaalf jaar en ik heb een eigen pony.” Amusant, maar het kan erger, ik citeer:

“de ander: M/V” (Lees: Man of vrouw?)
“de één: M”
“de één: Jij?”
“de ander: V”
“de ander: Sex ???”
“de één: Ja is goed”
“de ander: Waar?”
“de één: Zwolle.”

Zo makkelijk gaat het dus. Er zijn gesprekken die je niet verzint. Enerzijds geamuseerd en anderzijds geschokt dat onder andere kinderen van 11 jaar dit soort gesprekken voeren las ik mee. Is dit niet van het begin tot het eind een grap, een grap van het leven?

Duel – Joost Zwagerman

Joost Zwagerman is terug. Sinds 2002 schreef hij geen fictieboeken meer totdat hij werd gevraagd het boekenweekgeschenk 2010 te schrijven. Zo kwam ‘Duel’ tot stand.
Het boek gaat over Jelmer Verhooff, de directeur van het Hollands Museum in Amsterdam. Zijn museum moet verbouwd worden en daarom woont hij er tijdelijk antikraak. In de aanloop naar de verbouwing moest er een laatste grote tentoonstelling komen in het oude museum.
Het werd een tentoonstelling voor jonge kunstenaars. In het boek is heel gedetailleerd beschreven hoe jonge kunstenaars worstelen met de vraag hoe ze moeten balanceren tussen kunst en werkelijkheid. Wat is het verschil? Wanneer is iets kunst? Hoe belangrijk is het concept? Ook kunst en commercie komen aan de orde. Dit zijn de centrale thema’s.
Verhooff is geïnteresseerd in een kunstenares, Emma Duiker, die een schilderij ‘Untitled no.18’ van Rothko kopieert, een doek van een luttele 30 miljoen euro. Ze maakt de kunstwerken zo na dat er geen verschil te zien is met het origineel.
Duiker verwisselt het origineel en de kopie. Het origineel gaat Europa rond in het kader van een soort ‘vrij’ kunstproject. Duiker wil mensen de ‘echte’ kunst tonen. Jelmer wil deze diefstal rechtzetten en besluit het schilderij zelf op te zoeken. Zo belandt hij in Slovenië. Waar hij het kunstwerk met behulp van een paar dieven uit een tehuis voor zwakbegaafde kinderen haalt. Jelmer moet zich eerst in de meest bizarre bochten wringen voor hij het krijgt.
Zwagerman weet de gebeurtenissen zó te vertellen dat het is alsof je ernaast zit. Zijn zinnen bevatten precisie, zitten vol emotie en intens gevoel. De gebeurtenissen bevatten afwisselend humor, schaamte, gevoelige pijnlijkheid en vaak allerlei taferelen die sterk aan Buster Keaton doen denken. Het is makkelijk beschreven en simpel om te lezen. Daarom is het ook goed te behappen voor iemand die niet om kunst geeft.

® – Guus Beenhakker