Inclusief onderwijs komt aan op maatwerk

Een half jaar geleden verhuisden de scholen Het Baken (reguliere basisschool) en Sbo De Driehoek in Wijk bij Duurstede naar hetzelfde gebouw, de nieuwe onderwijsplaats werd gedoopt tot Het Anker. Daarmee is een concept voor inclusief onderwijs ontstaan waar leerlingen op verschillende niveaus en in verschillende arrangementen constructief samenwerken.

Het gebouw is ingedeeld in vier onderwijspleinen met aangrenzend leslokalen. Op die onderwijspleinen komen de leerlingen elkaar tegen, in de lokalen hebben ze separaat en op het eigen niveau les. De leerpleinen en de aangrenzende lokalen worden units genoemd. Hier werken leerlingen van ongeveer dezelfde leeftijd.

Zo zijn er feitelijk twee scholen in een. “We denken niet meer in regulier of speciaal onderwijs, maar hebben de mogelijkheid om echt naar het kind te kijken”, zegt schoolleider Gina Mimpen (Bao). “Uitwisselen, samenwerken en ontmoeten zijn onze kernbegrippen. Daar horen al onze leerlingen in thuis.”

 

Van en met elkaar leren

Dat leerlingen veel samenwerken is meteen te zien. Ze spelen samen buiten en werken samen op de leerpleinen. “Zij krijgen bijvoorbeeld gezamenlijke tekenopdrachten”, vertelt schoolleider Inge Westerveld (Sbo). Maar ook maken zij gebruik van de kwaliteiten van de leerlingen. “Slimme leerlingen hebben in het voorjaar aan de hand van de Tweede Kamerverkiezingen eigen partijen opgericht met elk een zelfgeschreven programma. Dat moesten zij aan de andere leerlingen uitleggen. Elke leerling mocht daarna stemmen. Op basis van de uitslag is een coalitie gevormd en de programma’s worden nu zelfs uitgevoerd.” Op die manier leren leerlingen van en met elkaar dat sommige mensen anders denken.

“Elke leerling kan meeliften op de zorgstructuur van het sbo, maar dat kunnen we ook ontsluiten”, voegt Westerveld toe. “Er zijn bredere zorgbesprekingen waaraan beide teams deelnemen en daarmee staat de leraar meer in zijn kracht.”

“We kunnen kinderen beter bedienen door het leveren van individueel maatwerk.”

– Inge Westerveld

Binnen Het Anker is het belangrijk dat de kinderen van de verschillende niveaus elkaar ontmoeten en leren kennen. De lessen hebben ze in principe op hun eigen niveau, maar daarbuiten is het een groep. “We organiseren middagen met projectonderwijs”, vertelt Mimpen. “De leerlingen worden in groepjes ingedeeld, los van hun niveau en ze kiezen een atelier of een project waar zij in groepjes aan werken. Dat stimuleert ze om elkaar echt te leren kennen of ze nu in een reguliere of een speciale setting lessen volgen is daarbij niet relevant.” Alle leraren hebben daarbij een begeleidende rol en proberen zich niet sturend op te stellen.

 

Het projectplan krijgt vorm

‘Durf uit de hokjes te stappen’ is de doelstelling van de beide schoolleiders. Westerveld: “Daarbij stellen we met de teams de vraag hoe we naar leerlingen willen kijken. En vanuit die vraag nemen we de tijd om een projectplan op te stellen.” Dat plan bevat het gehele concept waarin het inclusieve onderwijsconcept wordt vormgegeven.

Bij het opstellen van het projectplan zijn ook het samenwerkingsverband, de gemeente, de kinderopvang en de jeugdhulppartners betrokken. “Zo zijn we tot speerpunten gekomen om inclusie mogelijk te maken”, aldus Westerveld. “We hebben nu een schoolmaatschappelijk werker in het pand zodat we de ondersteuning laagdrempelig kunnen aanbieden.” Deze schoolmaatschappelijk werker functioneert als brug tussen zorg en onderwijs. “En niet zozeer de ondersteuning in de klas, maar vooral ook naar de thuissituatie. Daar hebben leerlingen vaak dezelfde soort ondersteuning nodig als op school geboden wordt”, gaat Westerveld verder.

 

Inclusief onderwijs vraagt maatwerk

Het uitgangspunt is in elk geval om alle leerlingen gelijke kansen te geven. Dit betekent dat er onderwijs wordt gefaciliteerd dat voor elke leerling toegankelijk is. “En dat is best spannend”, geven Mimpen en Westerveld toe. “We moeten daarvoor steeds de juiste voorwaarden scheppen.” In de klas gaat dat als vanouds, maar de integratie met leerlingen van een andere school is nieuw. “Dat betekent dat het voor sbo-leerlingen soms wat veel kan zijn om bijvoorbeeld een carnavalsfeest bij te wonen. Dat moeten we goed signaleren en een passende oplossing vinden”, zegt Mimpen. “Maar we laten de leerlingen altijd op elkaar meeliften, door in elk geval de mogelijkheid te hebben om mee te doen met de rest. Dat vereist op alle vlakken maatwerk. En dat is een uitdaging. Maar we kunnen niet beter naar het kind kijken dan met het leveren van individueel maatwerk.”

Hoewel de reguliere en sbo-leerlingen in principe separaat les krijgen, is er een goede mogelijkheid om bij vakken wel gebruik te maken van elkaars expertise. Uiteraard als het gaat om het bieden van ondersteuning, maar ook bij de vakinhoudelijke lessen. “Die lessen zijn nog in ontwikkeling, maar we proberen wel in de richting te gaan van leerpleinen en uitwisseling van leerlingen voor bepaalde vakken. Bijvoorbeeld willen we aparte lessen gaan inrichten voor taalzwakke leerlingen. Zij kunnen dan samen de taalles volgen, los van of zij normaal gesproken in een reguliere- of een sbo-klas zitten. Dat noemen we groepsdoorbrekend vakonderwijs”, legt Westerveld uit. “Uiteindelijk willen we schooldoorbrekend onderwijs kunnen aanbieden. Zo kan een leerling taal in een sbo-klas leskrijgen en bij rekenen bij de reguliere klas aansluiten.”

 

Het onderwijsconcept wordt omarmd

De school is na de verhuizing explosief gegroeid. “Ik denk dat we het onderwijsconcept van het begin af aan goed hebben uitgedragen”, denkt Mimpen. Voorheen vonden met name de ouders van de twee scholen de overstap spannend. “Maar door ouders van meet af aan mee te nemen hebben we als schoolleiders veel van die angsten kunnen wegnemen. Ouders omarmen ons onderwijs en als er ergens twijfel is, komen ze wel naar ons toe”, is de overtuiging van Westerveld. “Dat geldt ook voor het team. Zij staan erachter. Enkele leerkrachten konden zich er voor de verhuizing minder goed in vinden; van sommigen daarvan hebben we afscheid moeten nemen. Maar dat is hun goed recht.”

“We zoeken constant onze grenzen op om thuisnabij en passend onderwijs te bieden”, vertelt Mimpen over de nog beginnende samenwerking tussen de twee scholen. “We zijn al doende een projectplan aan het opstellen om zoveel mogelijk leerlingen een plaats te kunnen geven, zodat geen leerling de wijk uit hoeft.” Maar zover is het nog niet, geeft ze toe. “Sommige ondersteuning kunnen we (nog) niet bieden. Daar moeten we ook eerlijk in zijn. En dat betekent dat we soms ook ‘nee’ moeten verkopen als wij het onderwijs niet passend kunnen maken. Ook dat is het best voor het kind. En dat wat het beste is voor het kind, daar gaat het uiteindelijk om.”

 

Dit artikel verscheen in Passend Onderwijs Magazine, september 2017.