Nieuw onderzoekskader samenwerkingsverbanden

Meer aandacht voor de onderwijspraktijk

 

Vanaf dit schooljaar houdt de Inspectie toezicht op samenwerkings-verbanden volgens een nieuw onderzoekskader. Na een paar pilotjaren is het systeem werkbaar genoeg. In de nieuwe werkwijze wordt een relatie gelegd tussen het toezicht op schoolbesturen en het toezicht op samenwerkingsverbanden en wordt veel aandacht besteed aan de onderwijspraktijk op scholen.

Bas Wesseldijk, directeur van samenwerkingsverband PO De Meijerij (regio Den Bosch) en Floor Wijnands, programmamanager passend onderwijs vanuit de Inspectie, vertellen over de nieuwe vorm van toezicht. “We vragen nu vooral naar wat er goed gaat en wat beter kan. Deze vragen zijn stimulerend bedoeld”, zegt Wijnands. Samenwerkingsverband De Meijerij is een van de plaatsen waar het afgelopen jaar de pilot is uitgevoerd. “Ik vind het prettig dat niet alleen ik als directeur-bestuurder contact had met de inspecteurs, maar ook ouders, leraren, so-leraren, schoolleiders en intern begeleiders”, zegt Wesseldijk. “Het inspectierapport bevat daardoor een weergave van het geheel dat plaatsvindt binnen ons samenwerkingsverband.”

 

Het nieuwe onderzoekskader is risico gestuurd

Het vorige toezichtkader voor de samenwerkingsverbanden stamt uit 2012. De inspectie heeft de wettelijke opdracht elk samenwerkingsverband minstens eens in de vier jaar te bezoeken en dat blijft zo. “In de schooljaren 2013-2014 en 2014-2015 hebben we alle samenwerkingsverbanden bezocht met een (simulatie)onderzoek”, legt Wijnands uit. “Daarna zijn we risicogericht gaan werken. We zijn de samenwerkingsverbanden waarvan wij vermoedden dat het risico vrij groot was nog eens gaan bezoeken aan de hand van het nieuwe wettelijk kader. Overigens zijn toen nog geen formele-oordelen gegeven, omdat het nieuwe kader op het moment van de bezoeken nog niet officieel was vastgesteld”. De inspectie maakt nu jaarlijks een risicoanalyse van alle samenwerkingsverbanden gebaseerd op basis van zes parameters. Aan de hand van dit risicomodel kan de inspectie bepalen of er signalen zijn dat een samenwerkingsverband onvoldoende kwaliteit levert. Als dit het geval is, volgt een vervroegd kwaliteitsonderzoek. Uiteraard zal dit risicomodel zich ook nog verder ontwikkelen, in de zoektocht naar valide indicatoren.

 

 

 

Jaarlijkse Risicoanalyse

De risicoanalyse valt uiteen in een kennisanalyse en een expertanalyse. De kennisanalyse is een geautomatiseerde cijfermatige meting op vier parameters:.

1 – Verzuimcijfers en thuiszitters, niet deelnemers aan onderwijs.

2 – Spreiding, deelnamecijfers en doorstroom in het onderwijs, rekening houdend met bijvoorbeeld krimp.

3 – (Eerder gegeven) inspectieoordelen op scholen en instellingen.

4 – Signalen vanuit stakeholders en meldpunten.

 

De expertanalyse wordt alleen uitgevoerd bij samenwerkingsverbanden waar mogelijke risico’s blijken na de kennisanalyse en bij de samenwerkingsverbanden die in aanmerking komen voor een steekproefonderzoek. De expertanalyse is een meting op twee parameters via deskonderzoek door inspecteurs en analisten:

5 – Het ondersteuningsplan, de jaarverslagen en de verdeling van de ondersteuningsmiddelen.

     Met speciale aandacht voor de verevening en het tegengaan van te veel reserves.

6 – De deskundigheid van de leraar op het gebied van het bieden van extra ondersteuning.

 

 

Stimulerend en praktijkgericht toezicht

Bij de uitvoering van toezicht heeft de inspectie zowel een waarborg- als een stimuleringsfunctie. Wijnands licht toe: “Wij blijven in het oog houden of de basiskwaliteit op orde is. Daarnaast stimuleren we besturen en scholen om hun ambities waar te maken en mogelijke verdere verbeteringen te realiseren. We vragen naar wat goed gaat en wat beter kan. Zo proberen we ervoor te zorgen dat samenwerkingsverbanden hun kwaliteit monitoren en verbeteren. Ze te stimuleren om de goede dingen goed te doen”. In het schooljaar 2016-2017 is een volgende stap gezet. De inspectie voerde pilots uit waarbij onderzoeken bij schoolbesturen (en hun scholen) samenlopen met het toezicht op het samenwerkingsverband waarbij dat schoolbestuur is aangesloten. Het doel is om nog directer een verband te leggen tussen het beleid van een samenwerkingsverband en de sturing hiervan door het schoolbestuur. “Besturen maken afspraken binnen het samenwerkingsverband en wij toetsen in hoeverre die afspraken op de scholen daadwerkelijk worden nageleefd”, zegt Wijnands. ”Het gaat de inspecteur daarbij niet zozeer om de achtergronden van afspraken, maar wel hoe passend onderwijs wordt gerealiseerd en wat het oplevert.”

 

Een nieuw waarderingskader

De inspectie toetst vooral of een samenwerkingsverband zich aan de wettelijke voorschriften houdt, mede om de autonomie van het samenwerkingsverband te waarborgen. “De context waarin het samenwerkingsverband functioneert moet ruim baan krijgen”, vindt Wijnands. Samenwerkingsverbanden moeten zorgen voor een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen de scholen. Leerlingen kunnen dan een ononderbroken ontwikkelingsproces doormaken en leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, krijgen een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs. Thuiszitten moet worden voorkomen. Naast de wettelijke toetsing bestaat het nieuwe waarderingskader uit achttien onderzoekspunten gericht op behaalde opbrengsten, gezonde (besteding van) financiën en kwaliteitszorg. De uitkomst van het tussentijds of regulier vierjaarlijks onderzoek bepaalt hoe het toezicht op het bestuur en de scholen eruitziet. Hoe intensief het vervolgtoezicht is, hangt af van het oordeel over de opbrengsten, financiën en de kwaliteitszorg.

“Je komt in het onderwijs eigenlijk alleen maar betrokken mensen tegen die het beste willen. Mooi als je dat ook mag benoemen.”

– Floor Wijnands

De integrale werkwijze

Bij het toezicht op het samenwerkingsverband wil de Inspectie ook geïnformeerd raken over de uitwerking van het beleid in de praktijk op de scholen. Daarom worden de onderzoeken bij de samenwerkingsverbanden gecombineerd met het toezicht op een schoolbestuur dat is aangesloten bij het samenwerkingsverband. Beide onderzoeken lopen zo veel als mogelijk synchroon. “Daarmee komt makkelijker aan het licht of een samenwerkingsverband de besturen voldoende steunt en of besturen zich op hun beurt aan de afspraken houden”, zegt Wijnands. “Dat geeft ons extra inzicht. Als we via een bestuur van het samenwerkingsverband tot in de school een beleidsspoor kunnen nalopen, kunnen we ook makkelijker nagaan waar het eventueel spaak loopt in de uitvoering. Passend onderwijs vindt immers plaats in de school. Of juist andersom, zodat je ziet waarom iets goed tot stand komt. Dat geeft ons meer zekerheid bij de beoordeling. Ik heb nog niet meegemaakt dat samenwerkingsverbanden of scholen het niet prettig vonden, integendeel. Zij zijn blij dat er juist in de scholen wordt gekeken naar wat er goed gaat. Dat is toch een van de uitgangspunten. Met name het ‘wat gaat goed?’ is een heel krachtig instrument om mensen te motiveren om door te gaan met hun plannen. Je komt in het onderwijs eigenlijk alleen maar betrokken mensen tegen die het beste willen. Mooi als je dat ook mag benoemen.”

 

Onderzoeksteams in de praktijk

  • Er is een gezamenlijke voorbereiding met het onderzoeksteam van het samenwerkingsverband en dat van het toezicht op de schoolbesturen. Passend onderwijs is het onderwerp.
  • Het onderzoeksteam organiseert rondetafelgesprekken, apart met verschillende groepen betrokkenen. Daarbij is altijd een inspecteur uit de sector aanwezig, een financieel inspecteur en een so-inspecteur.
  • Er volgen verificaties in de scholen, die worden afgesproken met het schoolbestuur. Bijvoorbeeld: een bepaald ondersteuningsaanbod hoort bij de basisondersteuning, hoe krijgt dat aanbod vorm in de school en wordt het uitgevoerd?
  • Tot slot: is de uitvoering van de (beleids)afspraken van het samenwerkingsverband in de school terug te vinden?

 

 

De audit bij samenwerkingsverbanden

Het bezoek aan de samenwerkingsverbanden bestaat uit twee onderzoeksdagen. Na beoordeling van de opgevraagde documenten en beleidsstukken volgen op de eerste dag rondetafelgesprekken met direct betrokkenen uit de werkpraktijk van het samenwerkingsverband. “De hoofdvraag op de eerste dag is ‘worden de kinderen beter van passend onderwijs?’”, zegt Wijnands. “We vragen naar concrete voorbeelden van passend onderwijs in de scholen, naar de plussen en de minnen.” Die gesprekken duren ongeveer een uur.

“Je kunt kiezen wie je voor de onderzoeksdagen uitnodigt”, zegt Wesseldijk naar aanleiding van de ervaring van afgelopen jaar. “Je weet welke leraren of ouders kritisch zijn en wie juist positief. Wij hebben er bewust voor gekozen een evenwichtige afspiegeling daarvan uit te nodigen.” Samenwerkingsverband PO De Meijerij heeft goede ervaringen met het betrekken van ouders in het onderzoek. “Ouders en leerkrachten vonden het spannend, maar ook erg prettig. De inspecteurs zaten voorheen alleen met de bestuurders om tafel op basis van documenten. Ouders en leerkrachten voelen nu de kans om een breder verhaal te kunnen vertellen.” Op de tweede dag is er ruimte voor gesprekken met de verantwoordelijken vanuit de organisatie van het samenwerkingsverband zelf.

 

Het rapport van bevindingen

Het samenwerkingsverband ontvangt een rapport van bevindingen en kan daarop reageren voordat het wordt vastgesteld. In de periode tussen het onderzoek en de vaststelling van het rapport van bevindingen heeft het bestuur de gelegenheid eventuele tekortkomingen te herstellen. Het uiteindelijk vastgestelde rapport wordt op de website van de inspectie gepubliceerd.

Wesseldijk heeft de samenwerking met de Inspectie als prettig ervaren. “De dialoog wordt nadrukkelijk gezocht en er is ruimte om te reageren op de bevindingen van de inspecteurs. Je mag met inspecteurs spiegelen. Wij hebben twee vaste inspecteurs en daar hebben we goed contact mee. Zij kunnen ons altijd bellen als er signalen zijn of als ze iets willen weten. De grootste uitdaging voor de inspectie lijkt me dat er bij ons veel op vertrouwen, samenwerking en dialoog gaat. Procedures of zaken op papier zijn waarschijnlijk makkelijker. Echt kindgericht arrangeren: hoe meet je dat? Hoe inspecteer je aspecten als onderling vertrouwen en de juiste dialoog?”

De Meijerij kreeg een positieve beoordeling op alle aspecten in het pilotjaar 2016. “Het draagvlak voor passend onderwijs in De Meierij is echt toegenomen. De komende jaren moet blijken hoe de plannen verder geconcretiseerd worden in de praktijk, maar het samenwerkingsverband heeft de basis gelegd waarbij dialoog, vertrouwen en samenwerking belangrijke pijlers zijn”, zo luidde een deel van het oordeel.