Schoolkeuze: De kracht van België

In gemeenten die aan België grenzen is het een veel voorkomende trend: kinderen die aan de andere kant van de grens naar school gaan. Blijkbaar vinden veel ouders het Vlaamse onderwijs een prettiger uitvalsbasis. Bijna tweeduizend Nederlandse leerlingen steken dagelijks de landsgrens over om naar school te gaan. Dit aantal is veel groter dan het aantal leerlingen met een Belgische nationaliteit met een schoolkeuze in Nederland.

Maar wat maakt het Vlaamse onderwijs zo populair? Wat hebben de Vlaamse scholen dat de Nederlandse niet hebben? Maaike van de Watering (Radboud Universiteit) deed begin 2016 onderzoek naar motieven van ouders om voor scholen over de grens te kiezen.

 

Eerder onderzoek

In de jaren ’60 onderzocht Geert Hofstede in opdracht van IBM, een van de grootste IT-bedrijven ter wereld, de verschillen tussen nationaliteiten onderzocht. Het bedrijf is in 160 landen gevestigd en alle werknemers zijn gelijk in bijna alle opzichten, behalve in nationaliteit. Door de werknemers met elkaar te vergelijken zijn cultuurverschillen in kaart gebracht. Hofstede maakt in zijn onderzoek onderscheid tussen verschillende dimensies waarop landen van elkaar verschillen. Van de Watering heeft gebruik gemaakt van zijn bevindingen in Nederland en Vlaanderen. Wanneer de resultaten van beide landen op die verschillende dimensies met elkaar worden vergeleken, komen grote verschillen in machtsafstand, masculiniteit en feminiteit en onzekerheidsvermijding aan het licht.

 

  • Machtsafstand; De machtsafstand in een bepaalde cultuur heeft betrekking op de mate van ongelijkheid in een land. In België blijkt dat er grote machtsafstand bestaat, die in Nederland veel kleiner is. In landen met een kleine machtafstand staan leerling en leraar meer gelijk aan elkaar, wordt er van leerlingen initiatief in de les verwacht en is het onderwijsbeleid gericht op gemiddelde niveaus. Er wordt voorkeur gegeven aan samenwerking en overleg. In landen met een grote machtsafstand moeten leerlingen de leerkracht altijd met respect behandelen, zij zijn niet gelijk aan elkaar. De leraar neemt alle initiatieven in de les en het onderwijsbeleid is vooral gericht op de bovengemiddelde niveaus.
  • Masculiniteit versus feminiteit; Een samenleving wordt gezien als feminien als de emotionele sekserollen elkaar overlappen. Van zowel mannen als vrouwen wordt verwacht dat ze bescheiden en teder zijn en zich richten op de kwaliteit van het bestaan. In een masculiene samenleving zijn emotionele sekserollen gescheiden. Mannen worden geacht zich assertief en hard te gedragen en gericht te zijn op materieel succes. Vrouwen horen bescheiden en teder te zijn en vooral gericht op de kwaliteit van het bestaan. Vlaanderen heeft een meer masculiene en weinig feminiene samenleving, terwijl Nederland zich kenmerkt door een meer feminiene dan masculiene samenleving. In het onderwijs is een feminiene samenleving gebaseerd op intrinsieke interesse, jongens en meisjes kiezen gedeeltelijk dezelfde vakken, vriendelijke docenten worden het meest gewaardeerd, de gemiddelde leerling is de norm en zwakkere leerlingen worden geprezen ter aanmoediging. In een masculiene samenleving zijn slechte studieprestaties een ramp, is de beste leerling de norm, worden goede leerlingen geprezen en kiezen jongens en meisjes verschillende vakken.
  • Onzekerheidsvermijding; In Vlaanderen is sprake van een relatief grotere onzekerheidsvermijding en in Nederland is die relatief klein. In het onderwijs wordt bij een grote onzekerheidsvermijding van docenten verwacht dat ze alles weten. Docenten moeten ouders informeren, resultaten worden toegeschreven aan omstandigheden en toeval en leerlingen waarderen gestructureerde onderwijssituaties. In een cultuur met een zwakke onzekerheidsvermijding mogen docenten zeggen het antwoord niet te weten, worden resultaten toegeschreven aan eigen bekwaamheid en worden ouders ingeschakeld door de docent.

 

De hoge mate van machtsafstand, masculiniteit en onzekerheidsvermijding in het Belgische onderwijssysteem lijkt overeen te komen met een leerstofgerichte ideologie (nadruk op de kernvakken lezen, rekenen en schrijven, beroepsvoorbereiding en een gedisciplineerd onderwijsklimaat). Daartegenover kenmerkt het Nederlandse systeem zich door een leerlinggerichte ideologie (individuele ontplooiing, aandacht voor maatschappelijke voorbereiding en een vrijer leerklimaat).

 

Nieuw schoolkeuze onderzoek

Van de Watering deed in het zuidwesten van Brabant onderzoek naar de motieven van ouders die voor het Belgische onderwijs kiezen. Zowel de aanleiding voor de beslissing om de grens over te gaan als de onderwijsgerichte motivering is onderzocht.

 

Ongeveer de helft van de leerlingen volgt eerst onderwijs in Nederland en maakt pas daarna de overstap naar België. Belangrijke aanleidingen zijn positieve verhalen over het onderwijs in België van andere ouders, kennissen, familieleden of andere mensen uit de omgeving. Deze verhalen versterken het idee dat het onderwijs in België beter aansluit bij wat de leerling nodig heeft. Overigens geven verschillende ouders aan zelf ook onderwijs in België te hebben gevolgd. Ook is er een groep ouders die vanwege praktische redenen zoals de afstand of een verhuizing voor onderwijs in België kiest. De helft van de leerlingen die onderwijs krijgen in België heeft nooit op een Nederlandse school gezeten. Het is niet duidelijk of hun ouders een goed beeld hebben van het Nederlandse onderwijs en de verschillen tussen het onderwijs in Nederland en België goed kunnen afwegen. Enkelen geven in het onderzoek aan dat ze zowel scholen in Nederland als in België hebben bezocht.

 

Ouders hebben een paar opvallende motieven om te kiezen voor een Vlaamse school. Zij geven aan dat het onderwijs in België meer discipline, orde, rust en regelmaat in de klas biedt. Er zijn kleinere klassen. Daarnaast ervaren ouders respect voor de leerkracht en benoemen zij ook het respect voor de medeleerlingen. Kinderen leren in Vlaanderen beter om te gaan met respect voor elkaar. De nadruk ligt meer op normen en waarden.

 

 

“In België zijn ze strenger en de leerkrachten worden daar nog aangesproken met u of meneer en mevrouw.”

 

 

Ouders vinden dat er een fijnere sfeer in de klas hangt. Opvallend is dat de motieven een consistent beeld geven met de eerder genoemde leerstofgerichte ideologie. Er zijn ouders die vinden dat het onderwijs in België hun kind met een speciale onderwijsbehoefte beter kan begeleiden. Ook zijn er ouders die aangeven dat hun kind op een Nederlandse school gepest werd en de school hier onvoldoende hulp in kon bieden.

 

 

“Het jongste kind was heel intelligent en men wilde in Nederland geen extra leerstof aanbieden. In België werd dit wel gedaan.”

 

 

 

“Mijn zoon werd gepest en ik kreeg onvoldoende medewerking van de school in Nederland om dit op te lossen.”

 

 

Grafiek Schoolkeuze België
Weergave van de motieven van ouders om voor het Belgische onderwijs te kiezen.

 

De organisatie van de school wordt ook aangehouden als motivering. Ouders vinden het positief dat zwemonderwijs is opgenomen in het Vlaamse lesprogramma en geven aan dat de voor- en naschoolse opvang beter geregeld is. Een aantal ouders geeft aan dat er meer buitenschoolse activiteiten worden georganiseerd.

De kwaliteit van het onderwijs geldt soms als motief voor de schoolkeuze. Ouders geven aan dat het onderwijs in België beter staat aangeschreven dan dat in Nederland. Ook geven ze aan dat de leerkrachten hun werk beter doen. Opvallend is dat deze uitspraken ook gedaan worden door ouders van leerlingen die rechtstreeks naar België zijn gegaan en zelf dus geen ervaring hebben in het Nederlandse onderwijs.

 

 

“In ons dorp in Nederland op moment van start kleuter- en lagere schoolonderwijs waren er geen mogelijkheden tot voor- en naschoolse opvang.”

 

 

“In vergelijking met vriendjes die in Nederland naar school gaan heeft mijn zoon meer kennis op gebied van taal en rekenen, maar ook op algemene ontwikkeling. Dat vinden wij duidelijk waarneembaar.”

 

 

De opdracht voor het onderwijs

Aan de hand van dit onderzoek is een goed beeld gegeven van wat ouders blijkbaar belangrijk vinden in de schoolkeuze en waarom sommigen de rigoureuze stap nemen om de grens dagelijks over te gaan.

Net als in Nederland kent ook Vlaanderen het begrip ‘passend onderwijs’. In Vlaanderen is dit vormgegeven onder het zogenaamde ‘M-decreet’. Opdracht aan beide zijden van de grens is om het onderwijs zodanig in te richten dat het tegemoetkomt aan de behoeften van de leerling en dat rekening gehouden wordt met de wensen van de ouder.

Belangrijke aanleidingen zijn positieve verhalen over het onderwijs in België van andere ouders, kennissen, familieleden of andere mensen uit de omgeving.

Gelet op de veelzijdigheid aan motieven om te kiezen voor onderwijs aan de andere kant van de grens, zal het in het niet eenvoudig zijn in het aanbod zodanige aanpassingen te doen dat ouders vaker voor Nederland zullen kiezen. Tenslotte zijn ouders vrij om de school te kiezen waar zijzelf met veel vertrouwen hun kind naartoe willen laten gaan. Een opdracht voor het Nederlandse onderwijs is om rekening houdend met motieven van ouders een zo goed mogelijke vorm van onderwijs te bieden, zodat voor alle, of in ieder geval zoveel mogelijk, Nederlandse kinderen passend onderwijs te vinden is.

 

Dit artikel over schoolkeuze werd gepubliceerd in Passend Onderwijs Magazine, september 2017.