Zorg-Onderwijs-matrix brengt zorgverantwoordelijkheid in kaart

Gemeenten hebben de wettelijke plicht om er zorg voor te dragen dat de jeugdhulp op een laagdrempelige manier aansluit op het onderwijs. Dat gebeurt vaak via het ondersteuningsteam van een school. De jeugdhulp kent twee categorieën, de vrij toegankelijke zorg en de zorg waarop beschikt moet worden of zogenaamde niet vrij toegankelijke zorg. Hoe gemeenten omgaan met beide categorieën is verschillend, zo blijkt ook uit de recent verschenen elfde voortgangsrapportage passend onderwijs.

Als er een diabetesprik gegeven moet worden, heeft elke gemeente daar de eigen jeugdverpleegkundigen voor die langskomen op school om de leerlingen uit hun gemeenten van een prik te voorzien.

Samenwerkingsverbanden in regio’s Breda en Maastricht, beide verbanden die te maken hebben met veel betrokken gemeenten, werken aan een manier om de toedeling van de verantwoordelijkheid omtrent zorgvragen voor scholen en gemeenten te reguleren. Samenwerkingsverbanden lopen soms vast in gezamenlijk overleg met verschillende gemeenten vanwege wisselend beleid, vragen over waar de verantwoordelijkheid ligt voor vormen ondersteuning en de vraag van waaruit de ondersteuning bekostigd moet worden, de Jeugdwet of ZVW en WLZ. Deze matrix moet daarop antwoorden geven.

 

Jeugdhulpproblematiek

Landelijk wordt verschillend omgegaan met zorgvragen. Het ene voorbeeld van de samenwerking tussen jeugdhulp en onderwijs slaagt beter dan het andere. Een beeld dat in ieder geval op landelijke schaal geconstateerd wordt is dat veel jeugdprofessionals functioneren op basis van een eigen referentiekader en niet de kaders die in de betreffende jeugdhulpregio of gemeente zijn uitgewerkt. Het gevolg is dat kinderen in dezelfde regio op een verschillende manier toegang tot de jeugdhulp krijgen, zodra zij een andere professional achter zich hebben om de zorg te regelen.

Vanuit de jeugdhulp worden de ondersteuningsmogelijkheden wettelijk vanuit het perspectief van de gemeenten bekeken, omdat de woonplaats van de leerling leidend is. Dat levert vooral voor het voortgezet onderwijs en het speciaal onderwijs een probleem op. Scholen hebben vaak te maken met leerlingen die in verschillende gemeenten wonen. Indien er hulpvragen op het gebied van de jeugdhulp zijn moeten deze scholen communiceren met de jeugdprofessional die werkzaam is in de gemeente waar de leerling woont. Dit vraagt om veel communicatielijnen. Iedere gemeenten heeft eigen beleid voor zowel de vrij toegankelijke als de niet vrij toegankelijke zorg. Een school moet met alle samenwerkingspartners én ouders in gesprek om de benodigde ondersteuning te regelen. Samenwerking met vijftien gemeenten komt bijvoorbeeld voor. Dat maakt het logistiek alleen al moeilijk om alle afspraken te plannen, naast de differentiatie in regelgeving en verantwoordelijkheid. Zo kunnen er verschillen zijn in het wel of niet toerekenen tot de jeugdhulp, de mate waarin wordt toegerekend en de wijze van levering in geld of natura.

 

Rust in de tent

Neem een so-school die te maken heeft met vijftien verschillende gemeenten binnen de jeugdhulpregio. Daar dreigen overbodig veel professionals terecht te komen. Als er een diabetesprik gegeven moet worden, heeft elke gemeente daar de eigen jeugdverpleegkundigen voor die langskomen op school om de leerlingen uit hun gemeenten van een prik te voorzien. In die situatie zouden gemeenten er goed aan doen om onderling afspraken te maken, zodat er slechts een verpleegkundige per school aangesteld hoeft te worden die alle leerlingen kan inenten en niet slechts die uit ‘de eigen’ gemeente. Dat scheelt niet alleen tijd, maar ook binnen de school is er minder gedoe.

Deze casus gaat ook op voor wat specifiekere handelingen die misschien maar voor enkele leerlingen binnen de school gelden. Als er zeven leerlingen verschoond moeten worden, is er een risico dat er in een groep daarvoor zeven klassenassistenten in de school aanwezig zijn die elk een ‘eigen’ leerling onder hun hoede hebben als er wordt afgegaan op het beeld dat elke gemeente zorg draagt voor de eigen leerlingen in het onderwijs. Scholen willen geen zeven klassenassistenten, maar liever rust in de tent.

 

Bekostiging

Voorheen hadden so-scholen eigen personeel voor zorg en dat werd aan de voorkant bekostigd vanuit de AWBZ. Nu moeten scholen en ouders op het niveau van de geïndiceerde leerling zelf de bekostiging voor hun zorg ophalen, bij de jeugdhulp, de zorgverzekeraar of bij het CIZ voor de langdurige zorg. Bij welk loket zij moeten aankloppen is afhankelijk van diverse criteria en of er sprake is van begeleiding, ondersteuning of verpleging.

Een ander spanningsveld ligt bij de levering van zorg. Vaak is niet duidelijk welke ondersteuning bij het onderwijs hoort en welke bij de zorg. Dat is globaal duidelijk. Gebruikelijke zorg behoort bij het onderwijs en de boven gebruikelijke zorg bij de jeugdhulp. Die vuistregel is weliswaar door het ministerie van WVS gedefinieerd, maar laat ruimte voor discussie en twijfel. Dat levert bij twijfelgevallen getouwtrek op, met het gevaar dat leerlingen niet de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben of door de ene jeugdhulpprofessional een andere oplossing krijgen aangeboden dan bij de andere.

Voorbeeld: Een kind van drie jaar oud heeft hulp nodig bij aan- en uitkleden en naar het toilet gaan. Dit is gebruikelijke zorg. Echter wanneer een kind vijf jaar oud is en nog geholpen moet worden is dat boven gebruikelijke zorg, ook wanneer die leerling in een voorziening voor SO3 verblijft. Als die leerling in SO3 nu eenmaal per dag geholpen moet worden is dat dan een taak die van de klassenassistent verwacht mag worden op basis van de bekostiging onderwijs, of moet dan de jeugdhulp vanuit de gemeente bijspringen? Duur van de ondersteuning en de frequentie maken dan deel uit van de beslisregels en die zijn lang niet allemaal eenduidig geformuleerd. Daar ontstaat een grijs gebied.

 

Zorg-Onderwijs-matrix

Het samenwerkingsverband passend onderwijs Maastricht Heuvelland wil helder in kaart brengen wanneer zorg thuishoort bij de school, wanneer bij de gemeente en wanneer bij een verzekeraar. Dat gebeurt aan de hand van een matrix met ondersteuningsactiviteiten die nu functioneert als een werkmodel voor alle gemeenten binnen dat samenwerkingsverband. Vanaf dit schooljaar is de matrix in gebruik genomen en wordt de werkzaamheid afgetast. Elke activiteit valt onder een van de pijlers (onderwijs, gemeente, verzekeraar). Gevallen waarvan nog niet zeker is waar het thuishoort worden komende tijd toch ondergebracht, zodat dit in de toekomst ook gestandaardiseerd kan worden. Daarmee moet consensus ontstaan over de toedeling van verantwoordelijkheid en het niveau van passende ondersteuning in geld of in natura. Indien deze consensus wordt bereikt kunnen scholen met vertegenwoordigende jeugdprofessionals namens de gemeenten in overleg over de invulling van de ondersteuningsbehoefte. Dan is een aparte afspraak met jeugdprofessional van specifieke gemeente niet meer noodzakelijk. Gedurende het jaar zal geëvalueerd worden of de matrix klopt en werkbaar is voor de toekomst.

Met deze matrix hopen samenwerkingsverbanden inzicht te krijgen wie waar verantwoordelijk is bij het inrichten van ondersteuning, begeleiding en verpleging van leerlingen in het onderwijs vanuit de jeugdhulp, de zorgverzekeringswet en de wet langdurige zorg. Het inzicht dat ontstaat kan leiden tot een vertegenwoordigend model in de inzet van jeugdprofessionals. En ook tot het maken van bovengemeentelijke afspraken en het verkrijgen van overeenstemming met de zorgverzekeraars tot het voorfinancieren van ondersteuning, begeleiding en verpleging van leerlingen in het onderwijs met verantwoording achteraf. Een traject waarbij individuele indicatie wordt omgebogen naar een meer lumpsumachtige insteek creëert rust binnen de scholen, zorgt voor eenduidigheid, investering in kwaliteit en uiteindelijk een effectievere en efficiëntere inzet van beschikbare middelen.

 

Sinds per januari 2015 de nieuwe Jeugdwet is ingevoerd is de jeugdhulp gedecentraliseerd en verdeeld in jeugdhulpregio’s. Niet meer het Rijk, maar gemeenten zijn verantwoordelijk voor de jeugdhulp. Deze regio’s hebben andere grenzen dan die van gemeenten en die van de samenwerkingsverbanden PO en VO. Elke regio heeft een raamplan opgesteld voor de jeugdhulp, een van de onderdelen daarvan is de aansluiting met het onderwijs.

De matrix waarover dit artikel gaat is opgezet vanuit het samenwerkingsverband Maastricht Heuvelland, www.swvpo-mh.nl.

 

Dit artikel werd gepubliceerd in PO Magazine, september 2017.