SWV in the picture – Onderwijscollectief Voorne-Putten Rozenburg

Het Onderwijscollectief Voorne-Putten Rozenburg (Onderwijscollectief VPR) is een collectieve samenwerking tussen de samenwerkingsverbanden voor passend primair (voorheen Kindkracht) en voortgezet onderwijs (voorheen VO-VPR). Deze intensieve samenwerking is er sinds een jaar. Onder deze organisatie vallen 58 basisscholen en 15 vo-scholen, allen in de gemeenten Brielle, Hellevoetsluis, Nissewaard, Westvoorne en in Rotterdam gevestigd.

“Al langer zijn we bezig om goede interactie tussen het primair en het voortgezet onderwijs te krijgen”, vertelt bestuurder Dennis Gerits. “De dingen die we op het primair onderwijs (po) zien en de vragen die er zijn, houden niet ineens op als een kind twaalf of dertien wordt. Om goed met die lijn mee te kunnen lopen ontstond de ambitie om een samenwerkingsverband voor primair én voortgezet onderwijs (vo) te worden.” Sinds het begin van dit schooljaar zijn de oude namen van de samenwerkingsverbanden opgeheven en is er samen een nieuwe start gemaakt onder een nieuwe vlag.

Nu de samenwerking zo hecht is wordt er inhoudelijk flink gesmeed om het onderwijs zo goed mogelijk te laten doorlopen. Gerits: “We bekijken hoe we de aansluiting nog beter kunnen maken en hoe we gebruik kunnen maken van elkaar expertise. We merken dat de expertise er is, maar er wordt soms weinig gebruik van gemaakt.” Dit is onder meer te merken bij leerlingen met extra ondersteuningsvragen die overgaan van po naar vo. “Mensen uit het po gaan meekijken wat er nodig is in het vo, om het onderwijs zo passend mogelijk te realiseren. Ook expertise wordt dan gekoppeld. Dit gebeurde nog maar mondjesmaat. We zijn ermee bezig om te kijken hoe we dit verder kunnen versterken.” Hier liggen volgens Gerits nog meer kansen, bijvoorbeeld in het een tijdje laten meedraaien van elkaars mensen. Het is de wens om die kansen in de nabije toekomst te gaan benutten.

Formeel mogen samenwerkingsverbanden voor po en vo niet fuseren. Onderwijscollectief VPR is een personele unie, waardoor het opereren als een verband toch mogelijk is in de praktijk. Er is één centrale Raad van Toezicht en dezelfde bestuurder, dat is Gerits. “We zitten nu in de afrondende fase van een ondersteuningsplan dat we hebben opgesteld voor het gehele onderwijscollectief”, vertelt hij. “De hoofdstukken lopen door elkaar heen en we stappen dus af van twee aparte ondersteuningsplannen. Het nieuwe plan gaat dus over leerlingen van vier tot achttien jaar oud. We zijn daar heel trots op en we zetten hiermee een belangrijke stap naar de realisatie van onze doelstellingen.”
In dat ondersteuningsplan ligt er een nadruk op duidelijkheid over welke taken er bij de schoolbesturen ligt en welke taken bij het samenwerkingsverband. “En daaropvolgend op de vraag: hoe kunnen we elkaar versterken. Juist de kracht van passend onderwijs is dat het samenwerkingsverband een heel duidelijke rol inneemt in de verbinding naar alle partners om het onderwijs heen”, stelt Gerits. “Het gaat dan om verbinding met de schoolbesturen, de gemeenten of de opvang. “Die rol proberen we goed te vervullen.”

visual vpr

De aanleiding om te fuseren was vooral die inhoud. Daarnaast had het primair onderwijs een onafhankelijke Raad van Toezicht. Dit was nog niet het geval bij het voortgezet onderwijs, maar wel een vurige wens. “Als we toch die beweging gaan maken en tegelijkertijd heel veel kansen zien in het samenwerken binnen het onderwijs, dan pakken we meteen door. Dat was het begin om samen op te trekken.”

Samenwerken
Een samenwerkingsverband maakt het gemakkelijker om die verbinding aan te gaan, merkt Gerits. “Voorheen zaten we steeds met twee samenwerkingsverbanden aan tafel bij dezelfde overleggen. Dat is er nu nog maar één. En we hebben met de schoolbesturen afgesproken dat wij het mandaat hebben om te praten over de aansluiting tussen onderwijs en jeugdhulp. Dus wij zitten aan tafel om die verbinding tot stand te brengen. Dat betekent dat we in een regionaal educatieve agenda wij namens het hele onderwijs praten. Dat maakt een heleboel processen wel een stuk gemakkelijker, omdat niet alle schoolbesturen daar ook nog aan tafel zitten.”
Er is een heel nieuwe ondersteuningsroute opgezet. Dit is gericht op het versterken van de regio, waar de ondersteuning voorheen veel gericht was op een schoolbestuur. Denken vanuit het belang van een schoolbestuur wordt omgebogen naar denken vanuit het belang van de leerlingen in Voorne-Putten en Rozenburg. Voorheen was het swv betrokken bij de voorkant en helemaal aan de achterkant als er een toelaatbaarheidsverklaring moest worden afgegeven. Er werd gewerkt via handelingsgericht integraal arrangeren. “Dat hebben we helemaal opzijgeschoven. We hebben alle orthopedagogen die in dienst waren van schoolbesturen van hen overgenomen. Die hebben we per wijk ingezet in de regio. Daar worden zij laagdrempelig vanuit het swv ingezet. Ze hebben daardoor een goede feeling met de wijk. Op dat niveau zetten wij ze in. Dit leidt tot een preventievere blik, die scholen helpt bij het neerzetten van een zorgstructuur. En ze zijn aan de voorkant bij de casuïstiek betrokken.”

 

Kinderogen

Een belangrijk initiatief is het Pact Kinderogen, dat in Goerree-Overflakkee en in zijn regio is getekend. De gemeenten op Goeree-Overflakkee en Voorne-Putten hebben met de Samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs de handen ineengeslagen bij dit PACT. Ook de kinderopvang, het Centrum voor Jeugd en Gezin en het Schoolmaatschappelijk werk zijn hierbij aangesloten. Door ondersteuning (jeugdhulp) op de scholen en in de kinderopvang te brengen, willen zij samen eerder en beter steun kunnen bieden aan die kinderen en hun ouders, die wat extra’s nodig hebben. Dit moet leiden tot gezamenlijke inzet om de verbinding tussen kinderopvang, onderwijs en ondersteuning (jeugdhulp) versterken. Gerits: “Samen met gemeenten hebben we geïnvesteerd in verschillende programmalijnen. Met dat programma proberen we de aansluiting onderwijs en jeugdhulp nog beter te maken.”

Meer daarover is te vinden via www.kinderogenvpg.nl.

 

Instondo

Dit artikel is gepubliceerd in Passend Onderwijs Magazine, van Instondo Uitgevers, editie april 2022.

Traject Op Maat

In april 2022 schreef ik een artikel over Traject Op Maat (T.O.M.) in Den Bosch voor het Ingrado Magazine.

Traject Op Maat (T.O.M.) is een initiatief in de gemeente ’s-Hertogenbosch waarbij jongeren worden begeleid naar een passende studie of werkplek. De deelnemers investeren zelf in hun proces en maken ook zelf de keuze wat goed is voor hun toekomst. Het team van T.O.M. begeleidt hen daarbij op een open manier, met maatwerk. Dit doen ze met T.O.M.-coaches. Op dit moment zijn er ongeveer 45 deelnemers. Per jaar zijn er zo’n 160 deelnemers.

Lees verder –>

Klik om toegang te krijgen tot Ingrado%20Magazine%2046.pdf

LEGENDE: De ogenschijnlijke rust van het Galgenveld

Het galgenveld is een merkwaardig stuk bos. Je vindt er vandaag de dag veel rustige plekken en intieme hoekjes. Duikend in de historie van dit stuk natuur komen minder rustige taferelen boven tafel: duidelijk wordt wel waar Galgelveld haar naam aan dankt.

Een galgenveld ligt vaak aan de grens van een gebied, zo ook in dit geval. Vroeger grensde het gebied behorend bij Oosterhout hier aan dat van Breda. Men stelde hier een galg op, om misdadigers aan op te hangen. Zo werden mensen die het gebied betraden geconfronteerd met de boodschap dat met de macht en het functioneren van het rechtssysteem niet te sollen viel. Mensen met kwade wil zouden hierdoor worden afgeschrikt. Hun lichaam werd door roofvogels en vossen verslonden, een eervolle begrafenis waren zij niet waard.

Na de dood van Willem van Duyvenvoorde (1353) kregen de heren van Oosterhout het recht om misdrijven te berechten en zelfs de doodstraf op te leggen. De berechting zelf gebeurde vaak op de Heuvel in Oosterhout. Het lijk werd in het bos aan de rand van het gebied nog een tijdje aan de galg gehangen, dus puur voor de voorbijgangers.

Oosterhout was trots op haar rechtssysteem. De galg werd ‘Het Geregt van Oosterhout’ genoemd.

Verhalen over berechtingen zijn er een aantal. Zo zou bijvoorbeeld Daniel van Hemstede, die al gestorven en begraven was, n vrouw en kind hebben vermoord. Hij werd daarom op het kerkhof opgegraven en herbegraven onder de galg. Als symbool voor de vermoorde vrouw en kind werden er aan de galg een grote en een kleine ‘clippel’ (knuppel) gehangen. Cornelis Willem Mercus zou een halve eeuw later ook zijn vrouw hebben omgebracht. Niemand wist dat, totdat hij in een herberg zijn mond voorbijpraatte, zodat ook hij zijn straf niet ontliep. Ook had gaan er verhalen de rondte dat er ter plaatse van de galg een ketelaar of ketellapper verbrand is.

Oosterhout was trots op haar rechtssysteem. De galg werd ‘Het Geregt van Oosterhout’ genoemd.

Het Geregt van Oosterhout heeft bestaan tot net na het jaar 1800. In 1803 ging de rechtspraak definitief over naar wat nu de rechtbank is in Breda. Pas toen is ook de galg verdwenen.

Wie het verhaal nog rustig na wil lezen, in het bos ten oosten van industrieterrein De Vijf Eiken, staat een drietal galgen opgesteld ter nagedachtenis aan de eeuwen van berechting in ons huidige bosgebied. Het ligt naast de Vijf Eikenweg, waar vroeger veel verkeer richting Oosterhout passeerde. Het zou een logische plek zijn voor een galg, maar of hij daar ook heeft gestaan is niet precies bekend. In de loop der eeuwen is de plaats van de galg veranderd van de locatie nabij Teteringen en de Hei, naar de Duiventoren.

Dorstlezer

Dit artikel verscheen in De Dorstlezer van januari 2021.

Wandelen in de bossen? Bekijk hoe druk het is met de druktemeter

Als je graag even een luchtje wil scheppen in de bossen is dat natuurlijk mogelijk. Maar hoeveel mensen kwamen op hetzelfde idee? Dat is nu relatief goed in te schatten met de ontwikkeling van de ‘druktemeter’. Op de website van Visit Brabant (www.visitbrabant.com) is deze te vinden. Dus je kunt nu kiezen wanneer het voor jou rustig genoeg is om te gaan wandelen en ook waar je gaat wandelen.

De druktemeter is een gezamenlijk initiatief Visit Brabant, Staatsbosbeheer en Brabants Landschap. Op een kaart is de actuele drukte in de natuurgebieden, waaronder die van Dorst, te zien. De Druktemeter toont een indicatie van drukte, gebaseerd op meldingen van natuurorganisaties en bezoekers. Zeker in weekenden met mooi weer kan de drukte snel veranderen. De website waarschuwt er dus voor om ook vooral zelf goed uit te blijven kijken.

De drukte is uitgedrukt in groen (rustig), oranje (het is aan de drukke kant of drukte wordt verwacht, overweeg elders naartoe te gaan) en rood (het is te druk). Er wordt overigens onderscheid gemaakt tussen wandelen, fietsen en ruiteren. Uiteraard kan daar wat verschil zitten in de mogelijkheden.

De pagina met de druktemeter geeft in het algemeen wat tips om op te letten als je even van de buitenlucht wil genieten. Ga bijvoorbeeld bij voorkeur niet op pad tussen 11.00 en 15.00 uur, houd afstand tot elkaar en laat de auto thuis. Dat scheelt ook drukte op de parkeerplaatsen.

Zelf drukte melden?

De druktemeter maakt op basis van meerdere bronnen een indicatie van de drukte. Een van die bronnen is de melding die bezoekers zelf maken. Is het ergens te druk of juist rustiger dan aangegeven? Dan kun je dat laten weten aan Visit Brabant, via het adres https://www.visitbrabant.com/nl/routes/drukte-melden. Dat kan anderen weer helpen bij het maken van een keuze om wel of niet op een bepaalde plek van de natuur te gaan genieten.

Dorstlezer

Dit artikel verscheen in De Dorstlezer van januari 2021.

De Dorstse bossen: mens natuur en indistrie

Met ruim 1200 hectare aan uitgestrekte bossen heeft ons dorp een mooie groene mantel aan de noordkant en bestaat het grootste gedeelte van ons dorpsoppervlak uit schitterende natuur. Schitterend, niet in de laatste plaats vanwege de gevarieerdheid van het gebied. In de loop der eeuwen is er veel gebeurd. Te veel om op te noemen in een luttel stuk. Toch proberen we je mee te nemen en enkele opvallende feiten en gebeurtenissen kort uit te lichten.

Kenmerkend aan ons gebied is de leem. Toen Brabant Water ging boren voor de waterleidingen, bleek dat er op ongeveer 125 meter diep een schelpenbank in de grond zit. Dat duidt erop dat het vroeger, waarschijnlijk miljoenen jaren geleden, strand is geweest. Die leem onthult ook de vroegere aanwezigheid van water.

Bij de moerputten (in de buurt van Baarschot) zijn resten van jagers gevonden, die er in een moerassig gebied hebben geleefd. Waaraan Dorst haar naam dankt is niet helemaal bekend, maar een van de lezingen gaat over het moeras rondom Dorst. Vroeger werd de plaats Dorsten genoemd, dat gezien wordt als een samenvoeging van Den Horsten. En dat verwijst weer naar moerassig gebied. Dat er al lang, ver voor Christus, mensen in ons mooie gebied woonden is niet alleen duidelijk aan de vele vondsten die werden gedaan. Ook een heleboel mythen gaan doen er de rondte.

De bekendste sagen stammen uit de middeleeuwen, rondom de adellijke families die in dit gebied leefden. Familie van Duyvenvoorde -een schatrijke bastaardzoon- is een bekende. Het bos De Duiventoren dankt er zijn naam aan. Midden in De Duiventoren ligt een open stuk, waar het voormalige kasteel heeft gestaan. De ‘grachten’ doen er nog aan denken. Na de dood van de goede heer Van Duyvenvoorde viel het kasteel in handen van zijn kwaadaardige zoon. Het schijnt dat zijn geest nog altijd rondwaart in de gracht. Wie het water betreedt, zal worden meegezogen in zijn wreedheid. Deze familie heeft veel invloed gehad, niet in de laatste plaats in het bosgebied. ‘De Keeten’ aan de Oude Bredase baan verwijst naar de houten paardenstallen.

Bij de verbouw van de kampeerboerderij De Eekhoorn, is een middeleeuwse kruik gevonden. Het opschrijft vertelt ons dat de kruik uit Duitsland afkomstig is. Er zijn in ons land meerdere van deze kruiken opgedoken, maar de legende zegt dat zo’n kruik voor de voordeur alle heidenen verjaagt.

Het bos zelf is gevormd door oude moerassen en door de mens. Karakteristiek zijn de zandverstuivingen die her en der voorkomen en de buurtschappen Steenoven en Seters. Deels zijn die ontgonnen voor landbouw of, vaker nog, voor het uitsteken van leem voor de voormalige steenfabrieken in Dorst en later Vijf Eiken. Een deel van de zandvalktes bij Seters zijn kaal gekapt door Prins Frederik, de tweede zoon van de latere koning Willem I. Hij wilde het gebied begaanbaarder maken. Een deel van de bossen heten niet voor Frederiksbossen. Momenteel heb je er een prachtig uitzicht en leent ze berg zich goed om in te spelen.

In de prehistorie is het gebied Het Moerken bewoond geweest. In de loop der eeuwen is het vervallen tot moeras. Later werd er turf gestoken. Momenteel heeft Staatsbosbeheer het gebied geprobeerd te herstellen, waaronder het terugbrengen van de moerputten.

 

Recreatie

Het bos is dus in de loop van de eeuwen voor veel doeleinden gebruikt. Begin 18e eeuw bijvoorbeeld ook voor militaire oefeningen, wat we ons misschien nu in het cadettenkamp nog kunnen voorstellen.

Pakweg de laatste eeuw is het bos vooral door Staatsbosbeheer beheerd. Vanaf 1899 bestond het bos vooral uit grove den. Jarenlang is het gebied veel gebruikt voor de houtproductie. In de jaren ’70 nam de grootschalige recreatie toe. Momenteel is daar vooral sprake van. Het beheren van de bossen is minder gefocust op de productie van hout, wat de variëteit en de speelsheid van het bos ten goede komt.

Momenteel wordt er volop gewandeld, gefietst, geruiterd, gemoutnainbiket, gevist, gefilosofeerd, geschreven, gegeten en gedronken, gefotografeerd, etc…. maar niet meer gezwommen.

 

Surae

De meest bekende en bewust opgezette recreatieve is uiteraard Surae, dat in 1927 haar deuren openden met een ‘kuitenbad’. Het bestond uit twee baden die simpel met rietmatten gescheiden waren. Aan de wieg van de opzet stond de Bredase zwemleraar Kuit. Hij heeft de zwemgelegenheid tot ontwikkeling gebracht. Hij heeft er tot 1957 leiding gegeven. Surae dankt zijn naam aan hem: ‘kuit’ als deel van het been luidt in het Latijn ‘sua’ en van dit woord heeft men de Latijnse meervoudsvorm ‘surae’ gekozen. Momenteel is het recreatieve bad als zwemwater gesloten en teruggegeven aan de natuur.

 

Rupsen

Zo nu en dan grijpt de natuur een beetje in. Een recent voorbeeld stamt uit 1994. Het bos werd geplaagd door miljoenen rupsen. Het waren geen eikenprocessierupsen, maar zigeunermotten. Grote delen van het bos werden in zeer korte tijd kaalgevreten. Er was geen stofzuiger met voldoende zuigkracht om de constante toestroom van de kleine wormige beesten een halt toe te roepen. Foto’s van deze ‘auto met rupsbanden’ van de familie Geurts haalde zelfs de Telegraaf van 20 juni 1994.

Er zal (hopelijk) altijd een harmonieus samenspel blijven tussen de ontwikkeling van natuur, recreatie en ‘industrie’. Dat houdt het bos levendig en bij de tijd.

Verdwaald in de natuur? Zo kom je thuis

De natuurgebieden om ons heen zijn uitgestrekt. Stel nu dat je op een dag zó enthousiast aan het wandelen bent, dat je de weg terug niet meer weet en je telefoon met een kaartenapp daarop ook nog eens leeg is, wat dan? Het boek De natuur als kompasvan de Britse wandelaar en navigatie-expert Tristan Gooley kan je helpen met bomen, vogels, de zon en het weer.

Er is al veel op te maken aan de stand van de zon. De zon komt op in het oosten en gaat onder in het westen. In het midden van de dag staat de zon dus in het zuiden, je schaduw wijst dan dus naar het noorden. Op die manier kun je ongeveer bepalen welke richting je verder moet.

Wanneer het donker is kan de maan je op weg helpen. Wanneer je de maan ziet, trek je vanaf de bovenste punt (zowel bij een halve als bij een volle maan) een rechte lijn naar beneden. Daar is, in Europa althans, ongeveer het zuiden. Dat geldt op elk tijdstip van de nacht. Als je geen maan ziet kunnen de sterren wellicht helpen. Zoek daarvoor de steelpan, ook wel grote beer genoemd. Wanneer je de afstand tussen de laatste twee sterren vijf keer doortrekt zie je de poolster (polaris). Die staat pal in het noorden.

Is het donker en/of bewolkt, waardoor je dus geen sterren, geen maan en geen zon ziet: laat de natuur om je heen de weg wijzen. Bomen bijvoorbeeld, hebben in principe de meeste en grootste takken aan de zuidkant. Dat is de zonkant en aan die kant is dus het meeste zonnewarmte op te halen. Ook beschermen bomen hun stam aan die kanten het meest. De takken aan de noordkant groeien meer verticaal, omdat ze hopen bovenaan nog een beetje zonlicht op te kunnen pikken. De toppen wijzen naar de richting waar de meeste wind vandaan komt, dat is het zuidwesten.

Zelfs het weer kan je hints geven. Vaak waaien de wolken urenlang in dezelfde richting. Let dus voordat je het bos ingaat, waar de wolken naartoe waaien. Bovendien stapelen ze zich vaak op boven dorpen en steden, dat kan ook een hint zijn. En mocht de wind toch draaien, zoek dan een combinatie van bovenstaande factoren om zeker te weten dat je goed zit.

Op naar een onbezorgde wandeltocht door het herfstbos. Want verdwalen is er niet meer bij.

Opnieuw droogte in de bossen

Waar de natuur (wij wel) in de winter niet te klagen heeft gehad over de hoeveelheid gevallen water, is het nu al weer weken zo goed als droog. Aan de bomen zie je dat niet zo goed in deze tijd. Die halen hun water van wat dieper en zijn als het goed is sterk genoeg om gewoon te ontkiemen. Hun tijd komt nog wel, als deze droogte aanhoudt.

 

Grassen, bloemen en kleinere planten hebben wel te klagen over de droge gronden. Het groeit minder snel en wie goed kijkt ziet soms als verdorring optreden. Dit wordt sterker als het nog even zo droog blijft. De meeste dieren hebben het voorlopig nog wel even goed. Zeker zolang ze veel minder last hebben van een heleboel rustverstoorders, nu de mensenwereld geteisterd wordt door het Coronavirus. Als erfenis uit de winter hebben de poelen in de omgeving hebben nog water. Al daalt het waterpeil met rasse schreden. Het waterschap schijnt na te denken over een verhoging van het grondwaterpeil, maar uiteindelijk is regenwater uit de lucht nodig.

 

Wist je overigens dat jij kunt bijdragen aan dit streven? Haal een paar tegels uit je tuin en plant of zaai er wat groen voor terug. De grond zal het water ook in jouw tuin absorberen, in plaats van afvoeren naar het riool. Zo kan ook jij een steentje bijdragen.

 

Hopelijk is bij het verschijnen van De Dorstlezer de coronatijd al zoveel mogelijk vaarwel gezegd en kunnen we weer volop genieten van de mooie natuur in onze omgeving. Maar let een beetje op de droogte en de bewoners. Gooi geen peuken zomaar weg en bedenk dat de vogels aan een rustig voorjaar zijn gewend en hun nesten tot 1 juli gebruiken om hun nakomelingen uit te broeden. Daarin worden ze niet graag gestoord.

 

Dit artikel verscheen in De Dorstlezer, editie 3, 2020.

Dorstlezer – Herfst in het bos

Herfst: Paddenstoelen

Het kan tot de eerste serieuze vorst zijn intrede doet een mooi festijn zijn: de paddenstoelen in het bos. Dit jaar zijn ze er weer, in allerlei soorten en maten. Het hele bos zit er vol mee. Vorig jaar hebben we er relatief weinig kunnen zien, maar de toch wel aaÍrdige hoeveelheid neerslag aan het begin van deze herfst heeft ervoor gezorgd dat we er dit jaar volop van kunnen genieten.

Sterker: onze bossen staan zelfs bekend om hun rijke paddenstoelenschare. Elfenbankjes, stuifzwammen, boleten en nog veel meer paddenstoelen in heel veel verschillende kleuren zijn volop waar te nemen. Zeker wanneer er een paar fikse regenbuien zijn gevallen de dagen ervoor. Omdat ons bos zo gevarieerd is, komen er veel verschillende soorten voor.

Paddenstoelen zijn eigenlijk schimmels en zijn een echt herfstverschijnsel, de rest van het jaar zie je er geen of in elk geval minder. Dat komt omdat ze gebonden zijn aan bepaalde grondsoorten in combinatie met de vruchten van bomensoorten en typen planten in de buurt. Ze komen vaak voor op nat, dood hout, waar ze genoeg vruchten uit ophalen. Maar ook op andere plekken in het bos groeien ze. De vele bladeren die de bomen in deze tijd laten vallen vormen een voedingsbron, om nog maar te zwijgen van eventuele vruchten die er van de planten en de bomen vallen. Door het droge weer van vorig jaar, waren er toen minder waar te nemen.

Kortom, tijd voor een frisse herfstwandeling zolang Koning Winter zich nog niet laat zien. En mocht je paddenstoelen goed willen bekijken: neem dan een klein spiegeltje mee. Als je dat onder de paddenstoel houdt, kan je hem ook van de onderkant bekijken, dat levert vaak mooie plaatjes op. En als je ook nog een loepje of vergrootglas meeneemt, gaan er onbekende maar wondere werelden open.

SWV In The Picture: Driegang – Regio Gorinchem

Samenwerkingsverband Driegang strekt zich uit van Nieuw-Lekkerland tot aan Leerdam en van het Brabantse Hank tot aan Lexmond, met de wat grotere stad Gorinchem in het midden. Het samenwerkingsverband heeft te maken met zes gemeenten, tientallen dorpskernen en tweeënnegentig scholen met samen ongeveer zestien duizend leerlingen. Om passend onderwijs te realiseren wordt intensief met ouders en professionals gekeken hoe het meest passende onderwijs op scholen kan worden vormgegeven.

Het mt van het samenwerkingsverband bestaat uit drie coördinatoren. “We hebben best een bijzonder samenwerkingsverband. Toen we startten in 2014 kwamen de scholen uit drie verschillende WSNS-verbanden. Deze WSNS-verbanden waren samengesteld op basis van identiteit. Die structuur is grotendeels meegenomen in de huidige organisatie van het samenwerkingsverband”, vertelt Henric Bezemer, een van de coördinatoren. “De scholen die oorspronkelijk bij elkaar hoorden komen bijeen in een zogeheten kamer.” Er zijn dus drie kamers, met elk een eigen coördinator. Dat verklaart ook de naam ‘Driegang’.

Binnen die kamers ontmoeten de scholen elkaar. “IB’ers hebben er bijvoorbeeld gezamenlijke bijeenkomsten, maar ze zijn er vooral op gericht om kinderen dicht bij huis passend onderwijs te bieden”, legt Bezemer uit. Dat de samenstelling van de kamers min of meer de oorspronkelijke indeling heeft behouden heeft voordelen, zo wordt ervaren. De scholen kennen elkaar al langer, dingen die goed liepen zijn vanaf 2014 verder uitgebouwd.

Bij de start van passend onderwijs zijn we met min of meer apart van elkaar staande kamers begonnen”, aldus Bezemer. “En als we nu nieuwe dingen gaan starten, dan pakken we die gezamenlijk op. Ook al lijken het vanaf een afstandje misschien nog steeds losstaande kamers, er wordt veel samengewerkt. We hebben een gezamenlijk jaarplan bijvoorbeeld. In de praktijk worden de kamers steeds meer een geheel.” Wel probeert het samenwerkingsverband vast te houden aan de kamerstructuur bij kleinere overleggen. Bezemer: “De lijntjes zijn er kort, je zit met minder scholen in een kleiner groepje en er is een heel hechte samenwerking die waardevol is. We merken dat het makkelijker wordt om kinderen een passende plek dicht bij huis te geven als we ons op die manier organiseren.”

 

Groot gebied

De scholen die onder het samenwerkingsverband vallen zijn verdeeld over een groot geografisch gebied. Van de ene uithoek naar de andere is ongeveer 50 kilometer. Het gebied bestaat vooral uit een heleboel kleine plaatsen. Elk dorp heeft maar een school en soms twee. “Dat maakt dat je in het kader van passend onderwijs steeds kijkt wat er thuisnabij lukt en wat niet meer. Thuisnabij is dan waar mogelijk op de school in het dorp”, ervaart Bezemer. “Wij proberen om zoveel mogelijk op de school zelf te organiseren, en dat lukt best goed. Via arrangementen en ambulant begeleiders proberen we passend onderwijs naar het kind toe te halen.”

Het is belangrijk om in het dorp wat te kunnen betekenen. Als dat niet lukt, is de afstand die in een busje moet worden afgelegd meteen relatief groot naar een van de sbo-scholen of een andere reguliere school waar het wel lukt. Voorkomen dat een kind het dorp uit moet is een belangrijk aandachtspunt.

Bezemer: “Als we naar de getallen kijken, lukt ons dat ook wel. Wat betreft de deelnamecijfers van het speciaal (basis) onderwijs zitten we fors onder het landelijk gemiddelde. Dat toont de energie en de ambitie die er bij onze scholen is om passend onderwijs echt voor elkaar te krijgen en waar te maken. De soms negatieve manier waarop passend onderwijs in het landelijke nieuws voorkomt herkennen wij niet. En wij is in de breedste zin van het woord. Zowel leraren, ouders als medewerkers van Driegang.”

 

Regioacademie

Het succes van passend onderwijs zit erin dat je er met zijn allen voor gaat, vindt  Bezemer. “We merken dat men het ook echt wil, van bestuurder tot aan leerling en van leerkracht tot aan ouder. Dat willen we natuurlijk ook volhouden. De ambitie en de energie is mooi, maar dan moet je het bijvoorbeeld als leraar wel voor een groep ook kunnen volhouden. Om daaraan te werken bieden we onder meer een eigen scholingsaanbod, de Regioacademie. Hier hebben we een breed aanbod aan cursussen die te maken hebben met passend onderwijs. Dit jaar is er een pallet met 140 verschillende cursussen. De onderwerpen variëren van differentiëren met rekenen tot ‘de volgende stap als expert hoogbegaafdheid’.” Jaarlijks maken ongeveer 700 tot 800 leraren gebruik van het aanbod in de Regioacademie. “Doordat we de cursussen als 92 scholen gezamenlijk oppakken, lukt het ons om zo een breed aanbod te bieden. We bieden dat kostendekkend aan. Een deelnemer (school) betaalt een bepaald bedrag en onderaan de streep kost het niets voor het samenwerkingsverband. In totaal hebben we daar dus geen kosten aan, maar we hebben wel heel rijke en stevige nascholingsmogelijkheden om onze leraren zo goed mogelijk uit te rusten.”

 

Monitor

Het samenwerkingsverband houdt de stand van passend onderwijs secuur bij en kan aan de hand daarvan zeggen dat passend onderwijs goed gaat. Met een jaarlijkse monitor, aan de hand van vragenlijsten, wordt bij ib’ers en directeuren gepeild hoe het ervoor staat en hoe tevreden zij zijn. Ook worden ouders jaarlijks gevraagd naar de tevredenheid over de geboden extra ondersteuning via een vragenlijst. Met name op het gebied van expertise en het bieden van meerwaarde voor een kind wordt goed gescoord. “Van hen krijgen we een ruime acht”, zegt Bezemer trots. “Het zijn reacties waaruit we kunnen afleiden dat het goed gaat met passend onderwijs.”

 

PO-Magazine

Dit artikel verscheen in PO-Magazine van september 2019.

OPP, hoe zit dat ook alweer?

Zes jaar geleden is het voormalige handelingsplan vervangen door het ontwikkelingsperspectiefplan (opp). Zoals de naam al doet vermoeden wordt in dit plan het ontwikkelingsperspectief van een leerling vastgelegd. Maar er bestaan tussen scholen nog grote verschillen hoe er met het ontwikkelingsperspectief wordt gewerkt. Is het opp een noodzakelijk onderdeel of een onmisbaar document voor goed onderwijs aan een leerling die ondersteuningsbehoeftes heeft? Vanwege die verschillen in de praktijk zetten we de kansen die het document de scholen biedt uiteen, zodat ouders en de school er samen goed mee omgaan.

Het opp wordt opgesteld voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Het plan verwoordt het doel bij de ontwikkeling van een leerling en is gekoppeld aan het curriculum. Het plan bevindt zich binnen de kaders van het schoolondersteuningsprofiel (sop) en verhoudt zich tot het opp van het samenwerkingsverband. Scholen zijn wettelijk verplicht om een opp te hebben voor bepaalde (groepen) leerlingen.

Een goed opgesteld opp kan fungeren als communicatiemiddel met ouders en bevat een handelingsdeel om planmatig handelen mogelijk te maken en af te stemmen. Het biedt de leraar handvatten om zijn of haar onderwijs op een goede manier af te stemmen op de behoefte van een specifieke leerling, zodat deze zich optimaal kan ontwikkelen. Belangrijk onderdeel van het plan is het uitstroomprofiel, zodat ouders, leerlingen en school weten waar ze gezamenlijk aan werken met een gezamenlijke richting. Aan de hand van het opp door de school kan verantwoording worden afgelegd over de behaalde resultaten. Ook de planlast kan worden verminderd, omdat scholen niet meer elk schooljaar een handelingsplan hoeven op te stellen, het opp geldt immers voor meerdere jaren.

Behalve voor leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften, wordt ook een opp opgesteld voor leerlingen in het speciaal basisonderwijs, het praktijkonderwijs en het speciaal onderwijs. Voor leerlingen die gebruikmaken van de basisondersteuning hoeft een school geen opp op te stellen. Wat er precies onder de basisondersteuning valt verschilt, dat staat per samenwerkingsverband beschreven in het ondersteuningsplan en in de schoolondersteuningsprofielen. Voor leerlingen met lwoo, dyslexie, dyscalculie en hoogbegaafdheid hoeft ook in beginsel geen opp te worden vastgesteld, zij vallen binnen het schoolbeleid.

 

Het opstellen van een opp

Het opp wordt vastgesteld door het schoolbestuur. Voordat het zover is moet er met de ouders op overeenstemming gericht overleg plaatsgevonden hebben. De ouders moeten hebben ingestemd met het handelingsdeel in het plan. Wanneer de school overlegt met ouders over het opp, moet dit duidelijk worden aangegeven.

Om de ouders een goede kans te geven te begrijpen wat er staat, moet passend taalgebruik worden gebruikt. Ook is het van belang een opp SMART uit te werken. Wanneer de ouders en de leerling zich herkennen in het opp en zich betrokken voelen bij de gestelde doelen, dan zullen zij zich meer als partners opstellen. Dat komt de totale ontwikkeling van de leerling ten goede. De leerling wordt hiermee eigenaar van zijn ontwikkeling en is meer gemotiveerd op ervoor te gaan. Overigens wordt met ‘overeenstemming’ wat anders bedoeld dan ‘instemming’.

Als er geen overeenstemming met de ouders is, wordt het overleg voortgezet. Die overlegsituatie ontslaat de school niet van de verplichting om de leerling in kwestie wel te begeleiden. Scholen moeten hun leerlingen in alle gevallen de begeleiding bieden die nodig is.

Het opp wordt na overeenstemming met de ouders vastgesteld. Dit gebeurt echter wel binnen zes weken na de na de inschrijving of na definitieve plaatsing van de leerling. Een schoolbestuur kan ook een opp vaststellen voor een leerling die al langer op school zit, maar toch extra ondersteuning nodig blijkt te hebben. Uiteraard is ook in dit geval overeenstemming met de ouders nodig. In het speciaal onderwijs buigt de commissie voor de begeleiding (cluster 3 en 4) of de commissie van onderzoek (cluster 1 en 2) zich over het plan en brengt hierover advies uit, voordat het document definitief wordt.

Minimaal twee keer per jaar wordt het opp besproken met de ouders. Tenminste een keer per jaar vindt een evaluatie plaats, op basis waarvan het plan bijgesteld kan worden als dat nodig is. Over die bijstelling moet dan opnieuw op overeenstemming gericht overleg plaatsvinden, voordat deze in werking treedt.

 

De inhoud

De inhoud van het opp kan variëren, maar bestaat wel uit een aantal verplichte onderdelen. Het uitstroomprofiel moet bekend zijn, zodat duidelijk is waar een leerling op wordt voorbereid en wanneer dit zal gebeuren. Dit onderdeel moet goed onderbouwd zijn. Ook moet beschreven zijn wat de belemmerende en de bevorderende factoren zijn als het gaat om onderwijs aan de leerling in de route naar de uitstroombestemming. Mocht er sprake zijn van afwijking van de onderwijstijd, vervangende onderwijsdoelen of afwijking van het programma, dient dit ook beschreven te worden.

Het plan moet zoals eerder genoemd een handelingsdeel bevatten. In het speciaal onderwijs is dit geen verplicht onderdeel. Plannen van reguliere scholen en scholen in het speciaal basisonderwijs bevatten dit onderdeel wel. In het speciaal (basis)onderwijs zijn de (vervangende) onderwijsdoelen in het document beschreven. In het reguliere onderwijs is de afwijking van het onderwijsprogramma uiteengezet.

Mocht toch blijken dat een school toch niet de ondersteuning kan bieden die een leerling nodig heeft, mag het opp niet fungeren als een soort exitdocument waarmee wordt aangetoond dat een leerling niet langer op de school kan verblijven. Bij verwijdering van een leerling moet goed onderzoek zijn gedaan naar het opp en de mogelijkheden die de school kan bieden in de begeleiding van de leerling. Het opp is slechts een instrument dat in een cyclisch proces van werken een richting geeft aan de ontwikkeling van de leerling.

 

Tien tips voor scholen bij het opstellen van en werken met het opp

  1. Leg uit (ook in de schoolgids) wat de bedoeling is van een opp en hoe het werkt of zou moeten werken.
  2. Geef leerling en ouders medeverantwoordelijkheid bij het opstellen en het werken aan het opp.
  3. Als je nog geen overeenstemming hebt met de ouders, blijf dan wel de ondersteuning bieden die je nodig vindt. Dat is de school verplicht.
  4. Zorg voor een breed gedragen lijn in de school over het werken met een opp en bespreek dit met regelmaat in het team.
  5. Beschrijf het zo dat je samen na kunt gaan of je de doelen hebt behaald.
  6. Beschrijf het zo dat de ouders en waar mogelijk de leerlingen goed begrijpen wat er is vastgelegd.
  7. Bespreek het document en de voortgang ervan minimaal drie keer per jaar. Op die manier hou je het gesprek over het werken aan de doelen levend. Twee keer is het wettelijke minimum.
  8. Zie ouders als deskundigen ten aan zien van hun kind.
  9. Spreek af dat je kritisch bent op elkaar, maar sta ook uitgebreid stil bij wat er goed gaat.
  10. Zorg dat je schoolondersteuningsprofiel (sop) op orde is en dat het zich goed verhoudt tot het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband. Het sop is immers het kader waardoor het opp wordt begrensd.

(bron: website geschillencommissie)

 

PO-Magazine

Dit artikel verscheen in PO-Magazine van september 2019.