Impulsklassen: Gedrags- en werkhoudingsproblemen samen te lijf

Impulsklassen helpen kinderen met gedragsproblematiek beter gedijen op school. De kracht ervan zit in de versterking van de driehoek school-ouder-kind en de focus op wat er allemaal wél lukt. Die insteek kan helpen tegen de uitval van leerlingen. Het oorspronkelijk Deense concept wordt al op een paar plaatsen in Nederland toegepast. Leiden, Breda en de regio Den Bosch zijn er voorbeelden van. In de laatste regio is Beppy de Groot de impulscoördinator vanuit het samenwerkingsverband PO de Meierij.

Beppy de groot - Impulsklassen MeierijDe impulsklas is een programma voor maximaal acht leerlingen, dat twaalf weken duurt. Deze leerlingen en hun ouders krijgen een dagdeel per week extra aandacht op een onderwerp dat voor de leerling relevant is. “We hebben een brede doelgroep”, zegt De Groot. “Er wordt vaak verondersteld dat het een klas is voor impulsieve leerlingen, maar bijvoorbeeld angst om vragen te stellen kan ook een reden zijn om mee te doen. Er zitten ook leerlingen die sociaal wat teruggetrokken zijn en moeite hebben met het maken van vrienden. We helpen leerlingen met werkhouding, concentratie- en gedragsvragen.”

“De bijeenkomsten zijn ook wel eens confronterend voor ouders. Als ze er bijvoorbeeld achter komen dat hun kind iets anders nodig heeft dan ze dachten.”

In Den Bosch is er een middenbouwgroep en een bovenbouwgroep. “Er mag verschil zijn in leeftijd tussen de leerlingen, maar het is niet handig als dat te groot wordt”, vindt De Groot. Een van de krachten is dat de leerlingen van elkaar leren. “De ene leerling heeft moeite met taak-werkvragen en de andere heeft sociale vragen. Daarop kunnen ze elkaar vaak coachen. Ze leren elkaar in principe waar ze aan kunnen werken.”

Leerlingen kunnen toetreden tot de impulsklas met een heldere hulpvraag vanuit de ouders en de leraar. Scholen kunnen een leerling vervolgens aanmelden. “Wij hebben de organisatie ervan ingezet vanuit het samenwerkingsverband en we plannen wanneer een impulsklas van start kan gaan in een wijk of regio. In Den Bosch kan dit vaak in een wijk worden gerealiseerd. In Zaltbommel bijvoorbeeld zijn minder leerlingen, daar zetten we de impulsklas meer in de regio neer”, vertelt De Groot. Andere regio’s in Nederland organiseren een impulsklas overigens op schoolniveau.

Wat er volgens De Groot in elk geval nodig is, is een begeleider vanuit de zorg en een begeleider uit het onderwijs. Het kan ook met twee leerkrachten, waarbij een van hen dan de ouderbegeleider is. “Onze regio wil graag een coördinator, dat ben ik. Het geeft een goede borging voor de langere termijn. De driedaagse opleiding die nodig is voor het opzetten van dit project is wel echt een voorwaarde voor een goede impulsklas, vind ik. Er zijn steeds zes tot acht kinderen met elk een eigen probleem die daarin moeten worden gecoacht. Om nog maar te zwijgen over de ouders. Daar heb je zelf wel een basis voor nodig.”

 

Het traject van de impulsklas ziet er in het kort als volgt uit:

 

  • Vooraf
    Voorafgaand is er een intakegesprek met de leerling en de ouder. Hier worden doelen opgesteld. Ook vindt er een observatie plaats in de groep waar de leerling zit.
  • Tijdens
    Tijdens de impulsklas houdt de leerling een eigen vaardighedenkaart bij, waardoor altijd inzichtelijk is hoe de leerling vordert. Halverwege het traject is er een tussenevaluatie met de ouder(s) en de leerling. Ook vindt er tussendoor nog een observatie in de groep plaats.
  • Achteraf
    Achteraf is er een eindevaluatie. De coördinator zorgt ook voor een terugkoppeling naar het samenwerkingsverband. Om de goede afloop te waarborgen worden vaak ook nog enkele terugkombijeenkomsten gepland.

 

 

Impulsklassen en ouders

Een ouder of verzorger van elk kind doet ook twaalf weken lang een dagdeel in de week mee. Zij helpen hun kind bij het halen van de vooraf gestelde gedragsdoelen. Via scorekaarten is de voortgang van de doelen inzichtelijk. Om ook de ouders op de juiste manier te ondersteunen is er een ouderbegeleider aanwezig. Wekelijks is er een moment waarop ouders de ervaringen onderling kunnen delen. Ouders en school komen vaak beter op een lijn te staan gedurende dit project. Dat leidt tot een positievere relatie tussen het driespan ouder-leerling-leraar.

De ervaring van De Groot leert dat ouders en leerlingen beide betere handvatten krijgen om gedrag te veranderen. “In de impulsklas hebben ouders een begeleidende rol naar hun eigen kind. Zij zijn daarbij verantwoordelijk voor het gedrag van hun zoon of dochter. Er worden relevante thema’s behandeld, zoals ‘omgaan met boosheid’ of ‘vrienden maken’. Ouders krijgen hierdoor vaak inzicht in wat de leraar op school over hun kind vertelt.”

Ook vragen van ouders kunnen tussendoor worden behandeld. “Als een ouder bijvoorbeeld hulp vraagt bij het onderwerp ‘hoe ga ik om met telefoongedrag’, dan kunnen we daar tijdens de ouderbijeenkomsten ook op ingaan.” Tijdens creatieve momenten wordt tussen ouder en kind afgetast wat ze allemaal met elkaar kunnen bereiken. Dan wordt de vertaalslag gemaakt naar de situatie in de klas. “Zulke bijeenkomsten zijn ook wel eens confronterend voor ouders”, geeft De Groot toe. “Als ze er bijvoorbeeld achter komen dat hun kind iets anders nodig heeft dan ze dachten. We kijken dan specifiek naar wat dit betekent voor het onderwijs en hoe dat bereikt kan worden. Andere ouders geven bij de eindevaluatie aan het fantastisch te vinden dat er thuis minder ruzie is. Als het gaat om het verbeteren van de taak-werkhouding kunnen ouders mooi coachen en bijstaan in de ontwikkeling ervan.”

Dit artikel is verschenen in PO-Magazine in februari 2018.