Het samenwerkingsverband Hoeksche Waard is met vijf schoolbesturen, veertig scholen en ongeveer 6000 leerlingen een klein samenwerkingsverband. Maar wel eigenzinnig. Die eigenzinnigheid heeft ervoor gezorgd dat de regio als een op zichzelf staand verband bleef opereren en geen onderdeel werd van ‘het grote Rotterdam’, zoals Rien Strootman en Pierre den Hartog het benoemen. Beide heren staan aan het roer van de Hoeksche Waard en schetsen trots wat is bereikt.

 

“Hier slaagt passend onderwijs”, zegt Den Hartog. “Altijd als er negatieve berichten in de media zijn over passend onderwijs, dan kan ik met blijdschap naar onze regio kijken.” De bedding op het eiland Hoeksche Waard wordt belangrijk gevonden. Onder de geformuleerde missie ‘Geen kind het dorp uit, geen kind het eiland af’ zet het onderwijs zich in om kinderen thuisnabij en passend een aanbod te geven. En dat werkt, zo wijzen de cijfers uit. Er zijn geen thuiszitters en het aantal leerlingen in so en sbo daalde de afgelopen jaren met meer dan 20 procent. “En toch sturen we niet op de getallen”, zegt Strootman. “In geen enkel plan hebben we een target opgenomen. Daar zijn wij wars van. Passend onderwijs is een zaak van vele knoppen en dus van vele processen. De essentie is om voortdurend de processen te optimaliseren.” Daarin beluisteren we ‘Rijnlands denken’ en schemert de eigenzinnigheid door waardoor het eiland autonoom is gebleven en geen onderdeel is geworden van een groter verband.

 

Autonomie in de Hoeksche Waard

Autonoom is ook een goed woord voor het uitgezette beleid. Onder autonoom wordt de vrijheid om vanuit verlangen te leven verstaan. Dat schept reflectie en intrinsieke motivatie. Het samenwerkingsverband is in 2013 opgericht, dat is geruisloos gegaan. “We zijn gestart met de inhoud, daarna hebben we de organisatie eromheen geregeld”, blikt Den Hartog terug. “Samen met de scholen hebben we een duidelijk beeld gevormd van onze pedagogische opdracht. Daarbij hebben we niet alleen de besturen betrokken, maar ook zoveel mogelijk leraren, ib’ers en andere teamleden. Zij moeten uiteindelijk ervoor zorgen dat de leerlingen het beste onderwijs krijgen.”

Om leerlingen het beste onderwijs te geven, krijgen de scholen in ruime mate de autonomie over de besteding van middelen. Het swv hanteert een mix van schoolmodel en expertisemodel. Voor 2019 staat €250 per kind in het regulier onderwijs en €1300 voor een kind op het sbo begroot. In het samenwerkingsverband wordt, afgezien van de arrangementen sbo en so, niet gewerkt met arrangementen. “Dat staat haaks op onze definitie van autonomie. Directeuren hebben voldoende kennis en overzicht om zelf te arrangeren”, vindt Den Hartog. “We vinden het belangrijk dat het geld op de werkvloer terechtkomt en op adequate wijze wordt besteed aan met name het optimaliseren van het handelen van de leraar. Dat kunnen directeuren goed zelf, die weten precies hoe zij vorm kunnen geven aan onze ambities van passend onderwijs, zoals geformuleerd in het ondersteuningsplan.” De scholen zijn verplicht om in het schoolondersteuningsprofiel ook een financiële paragraaf op te nemen en deze te publiceren in de schoolgids. Zo maken scholen ook voor ouders inzichtelijk waar het geld heen gaat en welke financiële keuzes er zijn gemaakt. “Vervolgens bezoeken we de scholen om in gesprek te gaan over hun ondersteuningsprofiel, hun besteding en hun wensen en ideeën aangaande passend onderwijs.” Let wel, die autonomie is niet oneindig. De vrijheid is er binnen een duidelijk en gemeenschappelijk referentiekader. We noemen het vrijheid in gebondenheid. Iedereen moet wel dezelfde taal kunnen spreken”, stelt Strootman. “Op die taal moet je gespitst blijven en continu aandacht geven.”

 

Ouders

Het samenwerkingsverband kent ouders het recht toe om net als de scholen hun kind aan te melden bij de toelaatbaarheidscommissie. Dat is inherent aan vrijheid van onderwijs. Ouders blijken ook veel gebruik te maken van de helpdesk van het samenwerkingsverband. Den Hartog: “Zo vergroot je de betrokkenheid van de ouders. Bij iedere aanmelding is het standaard dat we de ouders thuis bezoeken. Ouders ervaren dit als prettig. Ze worden gehoord en kunnen vaak hun hart luchten.” Strootman: “Omdat ouders zelf ook een beschikking kunnen aanvragen, merken we dat scholen geneigd zijn om eerder op een goede manier in gesprek te gaan met ouders. Zodat contact met hen direct tot stand komt en niet via het samenwerkingsverband. We proberen ouders daarmee het woord terug te geven; en om ze om eigenaarschap te laten behouden over de ontwikkeling van hun eigen kind.”

 

Partners

Scholen kunnen dus zelf arrangeren en kopen daartoe geregeld externe experts in om het handelen van de leerkrachten te optimaliseren. Al deze mensen moeten het ondersteuningsplan van harteonderschrijven. “De toevoeging ‘van harte’ is het belangrijkst”, zegt Strootman. “Structureel voeren we met de experts gezamenlijke overleg om het ondersteuningsplan te bespreken, zodat we inderdaad allemaal dezelfde taal (blijven) spreken. De zzp’ers betalen we voor die overleggen, we vinden het van belang dat ook zij precies op de hoogte zijn. Vervolgens kunnen wij scholen een lijst met mensen bieden waarvan we met zekerheid kunnen zeggen dat ze volgens het gedachtegoed van ons ondersteuningsplan werken. We hebben ze immers meegenomen in ons denken.”

 

Passend onderwijs

Passend onderwijs is volgens Strootman en Den Hartog dus aardig gelukt in de Hoeksche Waard. Ondanks dat het hier gaat om een klein samenwerkingsverband denkt de directie dat passend onderwijs in elke regio kan slagen. “Ik merk dat het vaak wat groter gemaakt wordt dan het is”, bekent Den Hartog. “Feitelijk praten we alleen over de leerlingen waar je geen antwoord op hebt. Dan begeleiden we een dergelijk kind naar de juiste plek zodat het wel klikt. Meer is het niet. Het gaat erom mensen te bewegen naar de juiste waarden, zonder dat op te blazen. Het gaat om denken in kansen en succes kan hem in heel kleine dingen zitten.”

Po-Magazine

Dit artikel is gepubliceerd in het blad PO-Magazine in december 2018. Dit was een productie voor uitgeverij Instondo.