Het Samenwerkingsverband VO Groningen Stad is een samenwerkingsverband voor het, zoals de naam al doet vermoeden, het voortgezet onderwijs (vo) in de gemeente Groningen en Zuidlaren. Het verband telt 10 schoolbesturen, 22 scholen met samen 34 vestigingen en 16.200 leerlingen voor regulier voortgezet en voortgezet speciaal onderwijs (cluster 3 en 4). PO Magazine bespreekt met directeur Jan Houwing enkele verschillen tussen het primair onderwijs (po) en vo en wat voor kansen er mogelijk liggen voor het po liggen.
“Onze wettelijke taak benoem ik het liefst als ‘het bieden van een dekkend aanbod, zodat de scholen een dekkend onderwijsaanbod kunnen realiseren’”, vertelt Houwing. “Voor je het weet wordt het samenwerkingsverband als verantwoordelijke gezien voor passend onderwijs. Maar het zijn toch echt de scholen die het onderwijs moeten uitvoeren. Wij ondersteunen ze daarbij en houden in de gaten dat er een dekkend aanbod is. Zo nodig treffen wij met de schoolbesturen daarin maatregelen.”
Naast die wettelijke opdracht, houdt het samenwerkingsverband zich bezig met een drietal bestuurlijke opdrachten. Het verband houdt zich bezig met de overstap van po naar vo, de overstap vo naar mbo en met de aansluiting tussen onderwijs en jeugdhulp.
De plaatsingswijzer
De aansluiting tussen po en vo is in Groningen in de basis op provinciaal niveau verzorgd. “We zijn trots op de manier hoe we dat voor elkaar hebben”, zegt Houwing. “Er zijn gezamenlijke beleidsafspraken over tussen po en vo in de hele provincie. Daar is een provinciale werkgroep voor geformeerd. De afspraken worden jaarlijks geactualiseerd, waardoor we snel kunnen acteren als er ergens iets knelt of stagneert. Het overleg gaat voornamelijk over regionaal beleid en kan incidenteel casuïstiek zijn, maar het kan ook zijn dat we ons moeten aanpassen aan veranderend landelijk beleid.”
Dit maakt de overstap in de provincie in de basis beter. Er worden handvatten ontwikkeld voor scholen. Een voorbeeld daarvan is de plaatsingswijzer, die wordt meegezonden bij het schooladvies. “Dat is een tool die een basisschool kan helpen bij het geven van een schooladvies. We zijn aangehaakt bij de ontwikkelingen in Friesland en de afgelopen vier jaar heeft het zijn grond gevonden hier in de regio”, legt Houwing uit. “Vanuit het vo vinden wij dit een mooi instrument om de po school te ondersteunen bij het geven van een eenduidig advies. Wij hebben daar inmiddels goede ervaringen mee.”
“We zien dat het aantal thuiszitters de laatste jaren fors is gedaald”
De plaatsingswijzer komt tot stand aan de hand van goede voorbeelden, het leggen van goede onderlinge contacten en het commitment op de werkvloer. Houwing: “Het advies van de ene basisschool komt net wat anders tot stand dan dat van de andere en de ene leraar van groep 8 kan er net even anders in staan dan de andere. Dat soort zaken kan zorgen voor een verschil in de interpretatie van een schooladvies. De plaatsingswijzer is een hulpmiddel voor de basisschool om het advies te geven. Dit instrument maakt de schooladviezen wat consistenter.
Audits en visitaties
Verder is kwaliteitszorg een actueel onderwerp binnen het samenwerkingsverband. Via een systeem van audits en visitaties wordt ervoor gezorgd dat de kwaliteit van ondersteuning op de scholen en de onderlinge afstemming tussen de scholen op orde is. Sinds twee jaar nemen de audits en visitaties een steeds vastere positie in binnen de organisatie. Scholen bezoeken elkaar op bepaalde thema’s en wisselen kennis uit. Ze horen van elkaar wat er goed gaat en wat er nog de nodige aandacht verdient. “Het is best intensief om dit te organiseren, maar het levert veel op en het wordt gewaardeerd”, merkt Houwing op. “Men vindt het prettig en scholen melden zich er vrijwillig voor aan.”
Ontwikkelingsperspectiefplan
Momenteel en in de nabije toekomst houdt het samenwerkingsverband zich bezig met de positie van ouders. Dit komt o.a. tot uiting in het ontwikkelingsperspectiefplan (opp), waarin de extra ondersteuning in beeld wordt gebracht. Houwing: “De vraag is wie er eigenlijk de eigenaar is van zo’n document. We proberen er de komende tijd op in te zetten dat leerling en ouder de eigenaar van het opp zijn. Het liefst de leerling zelf, maar als dat niet lukt, dan de ouder. Leerling en ouder moeten een betere positie krijgen in hoe de leerling wordt ondersteund en daar zetten we de komende jaren op in.”
Thuiszitters
Net als in het po is het terugdringen van het aantal thuiszitters ook in het vo aan de orde. Om daarmee aan de slag te gaat is in Groningen in samenwerking met de leerplichtambtenaren een werkgroep in het leven geroepen die zich verdiepend met de analyse en aanpak bezig houdt. Per casus wordt gestuurd, op basis van de situatie. ‘Hoe lang zitten ze thuis?’, ‘Wat is de situatie?’, ‘Kunnen we daar een aanbod op verzorgen?’ Daarnaast zijn er tussenvoorzieningen opgezet voor leerlingen die zijn uitgevallen of dreigen uit te vallen. In het OPDC bestaat dat uit twee trajecten, een ‘rebound-traject’ voor kortdurende plaatsingen en een thuiszitterstraject voor leerlingen die minder belastbaar zijn.” Het loopt best goed volgens Houwing. Specifiek voor cluster 4 is in samenwerking met het Samenwerkingsverband VO Ommelanden ook een maatwerkvoorziening ingericht. Voor cluster 3 en voor leerlingen op het grensvlak van pro/vso wordt er in het Pro maatwerk aangeboden. Zo hebben we voor alle leerlingen die zich op een grensvlak begeven wel een (tijdelijke) voorziening, om een dekkend aanbod te creëren om daarmee te voorkomen dat leerlingen uitvallen. “We zien dat het aantal thuiszitters de laatste jaren fors is gedaald”, aldus Houwing.
En daarmee is het samenwerkingsverband bezig met het ten uitvoer brengen van de twee voornaamste wettelijke opdrachten: het bieden van een dekkend aanbod en het terugdringen van het aantal thuiszittende leerlingen.
PO Magazine
Dit artikel verscheen in het onderwijstijdschrift PO Magazine in november 2019.