Basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs zorgen er samen voor dat leerlingen uit groep acht goed worden voorbereid op de overstap naar het voortgezet onderwijs. Leerlingen maken de stap van vaste klas met leerlingen van verschillende niveaus en een groepsleerkracht, naar een setting waarin ze op hun eigen niveau les krijgen van vakdocenten. Een grote groep leerlingen kan die stap aan, voor anderen is dit niet makkelijk. Hoe kan het basisonderwijs leerlingen hierbij het best ondersteunen en ervoor zorgen dat de overdracht goed verloopt?
Het basis- en het voortgezet onderwijs proberen samen een beeld te vormen van wat de leerling die de basisschool gaat verlaten in het voorgezet onderwijs nodig zal hebben. Voor een deel doen ze dat door informatie over leerlingen op te nemen in documenten waaruit niveau, sterke punten en andere specifieke kenmerken op te maken zijn. In de praktijk blijkt dat de informatie van het basisonderwijs niet altijd bruikbaar is voor het voortgezet onderwijs.
Het is zaak dat de basisschool precies weet welke informatie relevant is voor de voortgezet onderwijsschool. Dit kan per leerling en per school verschillen.
In de regio Amersfoort wordt dit besproken in het Bavo-overleg, een gericht overleg tussen alle scholen die betrokken zijn bij de overdracht van leerlingen. “De belangrijkste taak van het bavo-overleg is dat de leerlingen van de basisschool op de juiste plek komen in het voortgezet onderwijs,” zegt Johan Prenger, voorzitter van het Bavo-overlegorgaan Eemland in de regio Amersfoort.
Het bavo-overleg is voor een groot deel een afstemmingsoverleg, dat ervoor zorgt dat de overdracht van leerlingen op de juiste wijze plaatsvindt. Hierin komt aan bod wat het voortgezet onderwijs nodig heeft van het basisonderwijs en andersom.
Warme overdracht
Naast de informatie in formulieren, stemmen basisscholen en scholen voor het VO met elkaar af wat de sterke punten en wat punten van aandacht zijn van een leerling. Ze bespreken hoe deze leerling kan gedijen in een nieuwe omgeving met een nieuwe manier van lesgeven. Dat is niet altijd gemakkelijk te voorspellen en daarom is het wederzijdse overleg belangrijk. Het helpt als basisscholen goed weten wat voor basisondersteuning en specifieke ondersteuning de school geeft waar leerlingen naartoe worden verwezen, bijvoorbeeld op het gebied van RT. Op het VO houdt RT vaak iets anders in dan in het basisonderwijs. Het zou goed zijn als scholen tot een gemeenschappelijk denkkader komen en elkaar op deze gebieden kennen, hierdoor raken ze vertrouwd met elkaars schoolsystemen.
In Amersfoort zijn goede ervaringen met het bavo-overleg. Daarin is afgesproken dat de aanmelding van leerlingen bij het VO via de basisscholen verloopt. Ouders melden zich niet rechtstreeks aan. Een bijkomend effect hiervan is een minimaal aantal dubbele aanmeldingen. Zonder een aanmeldingsformulier, een onderwijskundig rapport en een Cito-score wordt een leerling niet op het voortgezet onderwijs aangemeld.
Het is aan basisscholen om goed te weten wat voor basisondersteuning en specifieke ondersteuning de school geeft waar leerlingen naartoe worden verwezen.
Toch zijn er enkele punten die extra aandacht nodig hebben, bijvoorbeeld de Cito-scores. Doordat de Cito-toets straks later in het jaar wordt afgenomen, kunnen de scores geen rol meer spelen bij de aanmelding. Dit is volgend jaar een agendapunt voor het bavo-overleg. Scholen moeten een keuzes maken over de vraag hoe straks een advies wordt afgegeven. “Gaan we naar een leerlingvolgsysteem, komt er een andere toets, of gaan we naar een systeem waarin het voortgezet onderwijs eigen toetsen gaat ontwikkelen?” legt Prenger uit.
Prenger is blij dat de Cito-toets later in het jaar gegeven gaat worden en dat overlegd wordt over wat leidend wordt voor aanmelding. “Het advies dat basisscholen zelf geven wordt een leidende factor.”
Het overlegorgaan bestaat uit de coördinatoren en afdelingsleiders van het voortgezet onderwijs, leerkrachten van groep acht en een enkele directeur van het basisonderwijs. Zij voeren drie maal per jaar overleg.
Momenteel zijn ze actief met het samenstellen van vragen die in het nieuwe onderwijskundig rapport gesteld worden. Met passend onderwijs gaat een aantal vragen veranderen. Prenger: “Momenteel zitten we om de tafel om te kijken welke vragen er volgens de wet in het rapport moeten en welke vragen vanuit het samenwerkingsverband gewenst zijn om een leerling straks op de juiste plek te krijgen.”
Passend onderwijs
Passend onderwijs biedt kansen om de overdracht van leerlingen beter te laten verlopen. Er kan kritisch gekeken worden naar wat een specifieke leerling nodig heeft in het basisonderwijs en welke van die middelen en behoeften door moeten gaan in het voortgezet onderwijs.
Het gaat er niet om dat het primair onderwijs voorschrijft wat het voortgezet moet gaan doen, maar wel dat scholen samen proberen na te gaan wat in de nieuwe setting van het VO waarschijnlijk aan ondersteuning nodig zal zijn. Dit kunnen heel wisselende kwesties zijn. Passend onderwijs maakt dat makkelijker zichtbaar.
Dat komt omdat specifiek gekeken wordt naar wat een leerling aan context, benadering en methodiek vraagt, zonder te af te gaan op ‘labels’ als ADHD.
Het voortgezet onderwijs kan de overdracht goed laten verlopen door voorlichting te geven op basisscholen over het voortgezet onderwijs en richting basisscholen scherp te formuleren waar ze in opvallen en waar ze goed in zijn.
Het schoolondersteuningsprofiel helpt hierbij en geeft voor een basisschool weer waar de VO-school goed in is en waar de leerling extra in ondersteund kan worden. Het voortgezet onderwijs kan hier door middel van passend onderwijs concreter op worden gestuurd. Hoe beter het schoolondersteuningsprofiel en het bavo-overleg zorgvuldig opgebouwd zijn, hoe kleiner de kloof voor de leerling is.
Overstapservice Onderwijs
Op landelijk niveau is er een instrument ontworpen voor overdracht van leerlinggegevens, de zogenaamde Overstapservice Onderwijs (OSO). OSO is een digitale transfermethode van gegevens over leerlingen die overstappen naar een andere school. Dit systeem matcht met verschillende volgsystemen in het basis- en voorgezet onderwijs. In het administratiesysteem van de huidige school wordt een dossier gemaakt van de leerling en dit dossier kan op de nieuwe school opgevraagd worden. Dat is handig omdat niet alles handmatig ingevoerd en opgestuurd hoeft te worden.
Per regio kan worden aangegeven welke gegevens er verstuurd mogen worden. Dat betekent wel dat bepaalde gegevens niet gedeeld hoeven te worden. Hierover dienen dus goede afspraken gemaakt te worden.