Binnen het Samenwerkingsverband Utrecht PO vallen ruim honderd basisscholen. Daarnaast zijn er nog vier speciale basisscholen en zes so-scholen. In totaal wordt er onderwijs gegeven aan ongeveer 31.000 leerlingen. Er zijn achttien schoolbesturen, die elk met een lid vertegenwoordigd zijn in het bestuur van het samenwerkingsverband. Dat bestuur wordt geleid door een onafhankelijke technisch voorzitter. De middelen worden verdeeld via een expertisemodel. Er gaat een fiks bedrag per leerling naar de scholen om de basisondersteuning te kunnen bieden. Er is een groot expertiseteam beschikbaar met consulenten passend onderwijs. De stad is verdeeld in vijf wijken, die in grote lijnen samenvallen met de buurtteams. De scholen in die wijken worden bediend door vier of vijf consulenten per wijk, afhankelijk van de vraag in samenwerking met kernpartners. De consulenten volgen de vraag van de scholen.
Wanneer een vraag de basisondersteuning overstijgt, wordt het expertiseteam benaderd. Er wordt dan een startgesprek gevoerd waar de precieze hulpvraag in kaart wordt gebracht. Dan zijn meteen alle betrokkenen aanwezig, van consulent tot kernpartner en van intern begeleider tot ouder.
Het bestuur van het samenwerkingsverband legt in een nieuw ondersteuningsplan de nadruk op samenwerking. Die samenwerking gaat uit naar schoolbesturen, kernpartners, ouders en leerlingen. Jetta Spaanenburg is sinds twee jaar directeur en geeft ons een inkijkje in het nieuwe ondersteuningsplan, waarin verbinding belangrijk is en de woorden ‘vertrouwen’, ‘vrijheid’ en ‘verantwoordelijkheid’ centraal staan en gestalte krijgen. Spaanenburg: “De wettelijke opdracht is hetzelfde, maar hoe je die inkleurt en uitvoert is verschillend, maar wel heel belangrijk.”
Nieuw ondersteuningsplan
Het ondersteuningsplan is een zorgvuldig opgemaakt boekwerk met relatief bondige teksten die richting geven aan het doel. “We dragen met dit plan bij aan het versterken van passend onderwijs, het verbinden van de partners en we tonen de moed om te vernieuwen”, vertelt Spaanenburg trots. “We willen het document simpel houden en vooral ook realistisch en tegelijk ambitieus zijn in de doelen die we stellen.” Verbinding is daarbij de bouwsteen. “Toen ik in dit SWV begon was iedereen hard en bevlogen met heel goede dingen bezig, maar er was meer verbinding nodig. Dat helpt om tot een maximaal resultaat te komen in het behalen van de doelen.”
Na haar aanstelling is Spaanenburg met veel mensen gaan praten, mensen in alle hoeken van passend onderwijs. Daar constateerde ze dat er vaak relevante samenwerking miste. “Aan de hand van die gesprekken heb ik een actieplan gemaakt, een tien puntenprogramma dat als kapstok fungeert”, blikt Spaanenburg terug. “We hebben geïnvesteerd in goed naar elkaar luisten om ertoe te komen wat er nodig is in Utrecht. Zo hebben we zaken opgepakt die eigenlijk al klaarlagen en daar ook nieuwe onderwerpen aan toegevoegd.” Wat er bijvoorbeeld al klaarlag was een vraag om iets te doen op het gebied van hoogbegaafdheid, daar is een visie en een plan voor gemaakt waar alle verschillende lagen (basis-, extra- en speciaal onderwijs) mee uit de voeten kunnen.
In Utrecht wordt de opvatting ‘gewoon doen wat nodig is’ heel belangrijk gevonden. “Daar zijn we van doordrenkt”, zegt Spaanenburg. “Dus niet dat er voor het eerste gesprek al een opp moet zijn of iets dergelijks. Bij het startgesprek gaan we meteen kijken wat de vraag is, maar we kijken ook wat er eventueel al gebeurd is. Dan doen we geen dingen dubbel. We gaan direct al kijken wat het meest handig is om tot een geschikte oplossing te komen. In een latere fase, als we aan arrangementen beginnen, is een opp nodig. Maar we gaan niet meteen op de administratie zitten.”
Als de hulpvraag klaar is, kan de leerling of gewoon weer door of er volgt een analyse- en ondersteuningstraject. Dat gebeurt in samenwerking met de consulent. “Het kan zijn dat daar een investering van buiten voor nodig is. Wij bekostigen de arrangementen van de externe aanbieder wel”, legt Spaanenburg uit. “We voeren ze niet zelf uit, maar we zijn wel als coach of meedenker betrokken. Dan weten we of we nog steeds iets doen dat aansluit bij de vraag en we kunnen als het nodig is ook tussentijds het traject bijstellen.” Het systeem is zo opgezet, dat de school al snel een hulpvraag kan stellen en dit niet meer doet aan het einde van een traject wanneer ze ten einde raad is.
Basisondersteuning
Er is geen harde grens in wat er onder basisondersteuning valt en wat niet. Er was een standaard voor basisondersteuning, maar die was te weinig concreet. Een breed samengestelde werkgroep is gaan onderzoeken hoe de basisondersteuning scherper neergezet kan worden. Die werkgroep is typerend voor de manier waarop er wordt samengewerkt om samen vooruit te komen. Per wijk zijn er afspraken gemaakt en werksessies gehouden, zodat scholen meer van elkaar te weten kunnen komen en weer een actueel schoolondersteuningsprofiel konden maken.
Stedelijke afspraken over basisondersteuning zijn via die werkgroep op wijkniveau ingevuld. “Door op het gebied van basisondersteuning samen met de wijk afspraken te maken, krijg je een heel fijne dynamiek”, zag Spaanenburg. “Je bent niet alleen als schoolbestuur ergens mee bezig, maar breder en wel in dezelfde wijk. Scholen gaven aan vaker samen, als wijk, te willen praten of nadenken over onderwerpen. Dat creëert eenzelfde soort bedoeling en een zelfde kader. We maken kwaliteitskaarten om scholen te helpen op eenzelfde manier om te gaan met de kaders. Zo is er bijvoorbeeld kwaliteitskaart over het organiseren van een startgesprek of het inwerken van een nieuwe medewerker. Op het gebied van verbinden en kennisdeling, daar zie ik een rol voor het samenwerkingsverband. Zo kunnen we de schooloverstijgende rol nog mooier maken. We proberen handvatten te geven zodat duidelijk is wat er wordt verwacht, maar we geven ook de vrijheid om daarbinnen gewoon te kunnen doen wat nodig is, in vertrouwen, vrijheid en verantwoordelijkheid.”